In het stille genootschap van een winterochtend
die niets belooft,
een open hand die uitnodigt,
maar geen invulling vraagt,
schrijf ik mijn ruimte tegemoet
van oeverloos tot aan de lippen
neergevlijd in de berm van het gangbare
laat ik ideeën passeren, sommige bruin, andere blauw
het geheel van vlekken en streken houdt mij vast
boeit mij aan mijn binnenste
al het mijne in het puntje van een moment
ik neem het mee, maar verlies het vaak
het vraagt me om hier te blijven
uit het zicht van mijn dwingende elders
hier in de zwart omlijste schemering
laat ik mezelf toe
om het vuur te voelen
in plaats van het te zijn