door mijn gehoorgang stromen nieuwe geluiden
ze achtervolgen mij op het pad dat knarst onder de zolen
tot in het zuiden van onze kamer waar krekels tsjirpen
als ik zegevier schreeuwt een pauw boven de waaier
van zijn ogen, de zolder kreunt onder vergeten dozen
en uit de kelder komt de snik van een vluchteling
in vergeten dorpen klagen koeien
over hun ophokplicht, aan de haven fluisteren
verstekelingen, de kade klotst en de branding ruist
als een piratenzender, aan het banket waar een moeilijk onderwerp
omzichtig wordt opgediend, hoor ik het getik van messen en vorken
overstemd door een achterhoedegevecht van stemmen