De boiler buldert zijn laatste warmte. Het water blijft toch koud.
Vandaag ga ik terug werken na een zombie-keelontsteking en de etter die ik de afgelopen week doorslikte lijkt zich nu te hebben getransformeerd tot ongelukkige collega's. Ik vraag niet door want ze doet een handgebaar dat ik interpreteer als 'nu niet'. Ik stel de foute vraag en het antwoord blijft uit. Een vroeger familielid vraagt me om hulp in haar onderzoek naar de ontrouw van haar voormalige man, mijn neef. Ik wil haar wel helpen maar anderzijds interesseert het me niet. Hij heeft ondertussen een kind met een ander, zijn collega. Ik heb dit soort spelletjes nooit gespeeld en ik ontwikkel een nieuw voornemen.
De volgende keer dat mijn tante een debiele opmerking maakt over mijn afwezigheid schijt ik haar uit. Dan mag ze de etter vanuit de achterkant van mijn keel eens proeven. Hoe langer ik zwijg, hoe erger ze het te verduren zal krijgen en ik heb al heel, heel lang gezwegen. Het zal zo onvoortreffelijk vies zijn, ze zal door haar eigen egoistisch afgietsel zakken wanneer ze mij vraagt wanneer ik voor kinderen zal zorgen. Ze heeft er zelf bewust geen, haar rijkdom mag niet gedeeld.
Over een halfuur mag ik met de fiets door het donkere bos naar huis en ik ben mijn hoofdtelefoon vergeten. Het is oke, ik kan mijn aanval al boorbereiden.
Mijn lieve, lieve vriend maakt taco's vanavond en de boiler wordt herstelt. Wij samen zijn sowieso warm genoeg en ik barst van liefde met een mes achter de rug. Dat is voor wanneer de buurman zijn beklag komt doen over het weer.