Teksten

hormoon-balans

De boiler buldert zijn laatste warmte. Het water blijft toch koud. Vandaag ga ik terug werken na een zombie-keelontsteking en de etter die ik de afgelopen week doorslikte lijkt zich nu te hebben getransformeerd tot ongelukkige collega's. Ik vraag niet door want ze doet een handgebaar dat ik interpreteer als 'nu niet'. Ik stel de foute vraag en het antwoord blijft uit. Een vroeger familielid vraagt me om hulp in haar onderzoek naar de ontrouw van haar voormalige man, mijn neef. Ik wil haar wel helpen maar anderzijds interesseert het me niet. Hij heeft ondertussen een kind met een ander, zijn collega. Ik heb dit soort spelletjes nooit gespeeld en ik ontwikkel een nieuw voornemen. De volgende keer dat mijn tante een debiele opmerking maakt over mijn afwezigheid schijt ik haar uit. Dan mag ze de etter vanuit de achterkant van mijn keel eens proeven. Hoe langer ik zwijg, hoe erger ze het te verduren zal krijgen en ik heb al heel, heel lang gezwegen. Het zal zo onvoortreffelijk vies zijn, ze zal door haar eigen egoistisch afgietsel zakken wanneer ze mij vraagt wanneer ik voor kinderen zal zorgen. Ze heeft er zelf bewust geen, haar rijkdom mag niet gedeeld.  Over een halfuur mag ik met de fiets door het donkere bos naar huis en ik ben mijn hoofdtelefoon vergeten. Het is oke, ik kan mijn aanval al boorbereiden.  Mijn lieve, lieve vriend maakt taco's vanavond en de boiler wordt herstelt. Wij samen zijn sowieso warm genoeg en ik barst van liefde met een mes achter de rug. Dat is voor wanneer de buurman zijn beklag komt doen over het weer.     

Chloe synkineses
6 0

en vraag god om de planning nu aan mij over te laten

In mijn hoofd is ze gisteren al gestorven maar misschien gebeurt het vandaag. Ik stel het me voor als een vrijheidsbombardement. Alles gaat kapot, inclusief mijn tralies. En ondanks het feit dat hij mij in de eerste plaats gevangen heeft gezet, besef ik  nu pas dat de sleutel altijd bij haar heeft gelegen. Misschien in haar overbevolkt nachtkastje, tussen de karamellen, keeltabletten, het weiwater, een onbeschreven notitieblok, de afstandsbediening van de slaapkamertv, een gebruikte en ongebruikte met bloemen bedrukte zakdoek, stof, pillen in en uit hun verpakking, kleingeld, een lepeltje, en minuscuul mariabeeldje, een foto van mij van bijna 15 jaar geleden.   Tante tris gaf me de bijnaam “rotverwend” als kind en die ben ik sporadisch blijven dragen bij mensen met parels rond hun nek en kleine witte hondjes. Ik kreeg geen koosnaampje, ik denk dat mijn eigen naam al moeilijk genoeg was om uit te spreken.     Ik ben geen fan van het ontwijken van mijn privileges en het ergert me nu al hoe vaak ik ‘ik’ schrijf. Ik wil me niet voordoen als slachtoffer van mijn familiegeschiedenis, maar soms kan ik er niet onderuit. De mishandelaar van mijn moeder gaf me briefjes van 500 als 14-jarige en schonk me op 21-jarige leeftijd een appartement. Mijn beide ouders en ik betaalden met onze mentale gezondheid. Ik ben me ervan bewust hoeveel mensen levenslang betalen met hun mentale gezondheid, in de naam van de band met hun mishandelaar, en dat daar vaak niets voor in de plaats komt, vooral geen geld of waardevolle goederen. Het schrijven wil me zo graag in een hoekje duwen, me in een reeds verteld verhaal vormen, me het zwijgen op leggen omdat ik aan de decennialange mishandeling een woning heb overgehouden. Maar ik weet met mijn verhaal geen weg, en ik heb keelpijn van mijn mond te houden.   Ik ben zo slecht om te hopen dat het bombardement nog een aantal dagen wacht, zodat ik nog wat dringend werk gedaan krijg voor alles ineen mag storten. Ik bid om even tegen mijn eigen principes in te gaan, en vraag god om de planning nu aan mij over te laten. 

Chloe synkineses
13 1

sympathie proberen opwekken voor mijn buurman deel 1

1 Hij bonst de trap af. Er is maar 1 deur waar hij langs moet bij het naar buiten stappen vanuit zijn appartement dat meer wegheeft van een verbouwde zolder. En dat is de deur van het appartement dat er niet uitziet als een zolder. Het appartement dat hij zou gaan kopen, tot het voor zijn neus aan een jong koppel werd gegeven. Elke keer wanneer hij die oude gang doorboldert met zijn schoenen met overduidelijk stalen tip kan hij niet anders dan de lichte druk in zijn hoofd aanvaarden die hij krijgt bij de gedachten dat die jonkies het appartement kregen dat hij zo graag had gewild.  Hij had tenminste levens-ervaring. Hij had tenminste gewerkt. Hij was tenminste door het aanzicht zijn spaarboekje al meerdere keren tot een klein bolletje geslagen en kon nu eindelijk zijn centen gebruiken voor een appartement op de tweede verdieping. Met plafonds gevuld met houten latjes, grijs en gele verf op de muren, een ooit rijkelijk natuurstenen vloer waarvan elke tegel nu op zin minst één barst bezat. Hij overtuigde zichzelf van zijn kunnen om zo’n - laten we eerlijk zijn- krot om te toveren tot een paleis dat hij kon gaan verhuren en goed zijn kost mee zou gaan verdienen. En dat allemaal middenin een dorp in Limburg. Maar dat idee was buiten zijn twee linkerhanden gerekend, die meerdere keren de leiding doorslepen, terecht kwamen tussen enorme planken, de lijsten er met de deuren mee uit trokken en tot slot nooit geleerd hadden hoe ze moesten poetsen. Zo werd hij slachtoffer van zijn eigen toedoen, en dus ook van zijn onderburen, die zonder veel moeite hun nieuwe thuis met warmte gevuld kregen.  Zo vloekte en boorde hij een tijdje door. Ondertussen was de linkerzijde van het gebouw verhuurd aan een ander jong gezin met twee kleine kinderen. Hij had vanaf dag één al door dat dat een probleem ging worden, die twee schreeuwende zwijntjes. Moest hij die opgevoed hebben, zouden die schepsels wel weten hoe ze hun decibels wat konden verlagen. Maar dat was nu dus overduidelijk niet het geval.  Hij troostte zichzelf met het feit dat hij van de aanwezigheid van zijn onderburen, en vooral van hun twee katten, nog het meest afzag.  Die beestjes had hij nooit gehoord of gezien, maar het idee alleen al deed een zure walm van kattenbak van zijn hersenen naar zijn neus zakken. Hij had ooit zelf katten gehad, en er zo goed voor gezorgd dat de geur van hun kattenbak onverdraagbaar werd. Een dierenvriend noemt hij zichzelf. 

Chloe synkineses
2 0

banaansjamaan

mijn ogen druppelen toe als warme honing op mijn rug spikkelt het koud koorts of vermoeidheid of beide  wie mag er hier nog leven? Wie is hier nog toegestaan in je gestolen tent, joert? Enkel diegene wiens derde oog open geexplodeerd is in de nieuwe dimensie van de liefde? Enkel wie cacao diens moeder noemt, wie "rich dad, poor dad" binnenslokt als warme, zachte soep?  Witte sjamaan, man die met zijn zandvoeten in zijn mannelijkheid staat, mag ik hier bestaan? Mag ik bestaan, niet in het wit gekleed, niet versierd met veren die eigenlijk niet van mij zijn. Ik oordeel wel eens. Heb ik dan wel het recht, om uw thee met aarde-smaak en stukken paddenstoel achterover te slaan en te duiken in de diepste waters binnen mezelf?  neemt u mij mee, in uw begeleide reis? Waar jij me wanneer ik uw tent uitstap voor dood achterlaat omdat dat is hoe ons universum het bedoelt. Daar leer ik het meest van. Ik stap en stap en stap en spurt me uit mijn slachtofferrol zoals jij dat noemt, om er onmiddelijk terug in gekatapulteert te worden. Shit.    De 20 jaar jongere soulmate van meneer sjamaan draagt een witte broek en string. Ik wil het niet oordelen, want ik ben vrouw, feminist, en vredebewaarder in wording, maar ik denk aan hoe snel mijn wit ondergoed rood doorbloed zou zijn en zelfs na het wassen de achtergebleven vlekken zou dragen. Het doet dan nog pijn dat ik nooit zal bestaan in hun dimensie van constante groei, ontwaking en inzicht. Vandaag ben ik opgelucht niet te bestaan in hun dimensie van cultuurdieven, onophoudelijke competitie en geveinsde acceptatie.  Ik word wakker en ik besta. Ik huil en het mag. Ik ontmoet god niet elk moment, en maar goed ook.

Chloe synkineses
4 0

tahiti

Hij pikt mij op en de auto stinkt naar natte hond en goedkoop bier. Vroeger een gloednieuwe bmw, ondertussen een tweedehands camionet waarvan de kilometerteller niet meer werkt. De drank heeft zijn geld opgedronken, en zijn ziel. Hij zweet en trilt. Wat hij gedronken heeft is blijkbaar nog niet genoeg, want zelfs wanneer zijn bovenlip begint te verdikken heeft hij nog ontwenningsverschijnselen. Ik walg ervan dat hij telkens meer en meer opzwelt, van de koolhydraten en het zelfmedelijden. Van de opgehouden tranen. Soms kan ik niet anders dan in een oneindige put van medelijden voor hem zweven, andere dagen veracht ik het dat hij het geen dag volhoudt.   Het zat achter het stuur kruipen was voor mij een omslagpunt in mijn beeld van hem. Het zat achter het stuur kruipen en zijn dochter oppikken deed me beseffen dat het vanaf nu niet meer zou beteren.    Hij stinkt en die halve bus tahiti maakt het alleen maar erger.    Laatst dacht ik nog dat het weg zijn van hem me goed zou doen, en ik kan niet ontkennen dat dat het geval is. Maar ik blijf achter met zijn verdronken leven. Ik ben boos want ik blijf achter met verantwoordleijkheden die niet van mij zijn, kamers en kamers vol rommel en slecht verstopte geheimen, hoekjes, tassen en kasten vol platgetrapte blikjes, het leven zonder vader en een richtingloze moeder. Ik blijf achter met een prop die als papier in mijn maag blijft zitten. Geen pil die helpt, geen masseur die hem eruit kan masseren. Ik blijf achter met een beeld van drank.    Hij stinkt en soms wacht ik tot hij sterft. Soms wil ik niet liever dan dat hij leeft.

Chloe synkineses
2 0

konijnentanden en navelstreng

Op een dag rond mijn achtste levensjaar merk ik voor het eerst op dat sterven een keuze kan zijn. Ik ben net uitgescholden voor mijn konijnentanden, die ik later nog zal missen wanneer mijn moeder ze zonder mijn toestemming laat kort slijpen. De belofte om niet te huilen verbreek ik, en later ook de tweede belofte, om niets tegen juf H. te zeggen wanneer ze met een rietje mijn gedachten uit me zuigt. Ik worstel maar ik vertel alles. Op dat moment heb ik mijn vrienden met mijn volle bewustzijn hun afgrond in gestuurd. Ik had het moeten slikken maar hun woorden waren als zandkorrels, ik zou het sowieso niet hebben kunnen verteren, en zelfs jaren later is mij bijgebleven dat hun idee van mij bestond uit mijn tanden en overmatige emotie. Alsof mijn enorme tanden als poort moesten dienen voor woorden die wel eens ongemakkelijk ozuden kunnen zijn. Mijn bolle jeukbeenderen waren een glijbaan om mijn tranen recht naar mijn oren te sturen. Zodat niemand ze kon zien en ik ze kon horen druppelen. Ik merk op dat ik dood kan. Ik weet alleen nog niet hoe. Ik stap buiten en word omringd door oude mijn-infrastructuur. Misschien als ik daarop klim en eraf vlieg, dat mijn lichamelijke vorm het wel op geeft. Zo zoet het idee ook mocht wezen, zo boos zouden mijn ouders zijn. En zo besloot ik vanaf dan elke dag om te leven, ook als ik eigenlijk niet wou. Zelfs mijn levenloos koud vel zou uiteen barsten bij het aanhoren van mijn moeders preek en mijn vaders alcoholisme. Mijn geboorte ontwikkelde zich als een soort contract. Ik wou zo graag uit mijn moeders harde, woelige, drukkende buik, maar daarmee ondertekende ik onbewust een soort belofte om in leven te blijven. De navelstreng leek bij ons nooit gescheiden te zijn. En hoe harder ik wegtrok, hoe sneller ik terug bij haar tegen de borst belandde. Mijn moeders binnenste zou volledig naar buiten keren moest ik sterven en dat is iets wat ik nog stees niet kan verdragen. Zelfs daar wil ik het haar niet toelaten om een bad te nemen in haar zelfmedelijden. 

Chloe synkineses
4 1

ezelbeet en de geest

5   Maar nu, al die jaren later, was een geest in een koffertje lachwekkend, of dat zou het zijn als ze niet voor een man stond die wel dubbel zo groot was als haar. Ondanks deze bijna bovennatuurlijke situatie was er maar 1 vraag die tegen de binnenkant van haar lippen bleef stoten en dat is waarom ze haar gekozen hadden. Ze had toch geen ervaring met geesten in koffertjes. Haar leven was pijnlijk eenvoudig geweest tot nu toe, en waarom zou iemand de moeite doen om daar verandering in te brengen? Er is een oneindigheid aan mensen met speciale gaven, een brein zoals een computer of spieren zo gespannen dat hun huid bijna openspringt, en Wilma behoorde tot geen één van die groepen. Het laatste wat er mocht gebeuren is mislukking, want dan zou het leven opnieuw de volle 180 graden draaien naar een onopmerkzaam en uitzichtloos bestaan.    “Wanneer u de opdracht voltooid mevrouw, krijgt u alles van ons wat u maar wilt. Een eenhoorn, knalgroene onderzeeër, een ruimteschip, elke dag kroketten voor de rest van uw leven? Alles kan, zolang het maar geen geld is.” En maar goed ook, dacht ze. Ze zou niet weten wat ze met geld zou moeten doen.  “nog vragen?” Haar vraag wilt met alle haast zijn uitweg tussen haar lippen door vinden, maar ze houdt haar kaken als verroest op elkaar gespannen. Haar angst om ondankbaar over te komen is groter dan haar nieuwsgierigheid.  “Wat voor verhalen lust de geest?” vraagt ze dan maar. “Alle verhalen die uit jezelf komen, kan hij wel smaken. Je leest best niets voor dat uit iemand anders’ brein gesponnen werd. Voor de rest maakt het weinig uit, je zal het zelf wel leren. En voor ik het vergeet, laat het kistje dicht tot wij bevelen dat het open mag.” Zijn gezicht is uitdrukkingsloos, maar niet gespannen. Het is een gezicht dat zelfs in volle ontspanning niet kwaad of opgewonden lijkt. Niet uitgeput of enthousiast. Anders dan zijn kleding was zijn gelaat compleet normaal. Zo normaal zelfs dat het er toch net weer ietsje uit sprong.     

Chloe synkineses
0 0

ezelbeet en de geest

4. Ze wist niet veel over geesten, maar het woord alleen deed haar huidoppervlakte lichtjes koelen. Haar ouders hadden haar er altijd van overtuigd dat die niet bestonden, maar als kind was ze eens meegenomen met haar grootouders naar een ander ouder koppel. Die staken een DVD van de snorkels in de speler als entertainment van de avond, maar het echte entertainment ontstond in het gesprek dat de twee koppels voerden over geesten. Het ging over een bewegend glas, verbrand leder en voorbij glijdende schimmen, wat heel wat nieuwsgierigheid opwekte voor datgene dat kinderen niet wisten en volwassenen blijkbaar wel, maar het meest verassende element voor haar was de zwijgzaamheid van haar grootvader wiens mond je normaalgezien zelfs met een klem kon dichthouden. Hij wist over alles het meeste, interessantste en daar was hij zelf nog het meeste van overtuigd. Maar nu, nu wist hij helemaal niets of net teveel. Na dat gesprek had ze maandenlang zo’n angst gehad voor geesten dat ze de slaap niet meer kon vatten en zelfs het woord niet meer durfde uitspreken, voor moest haar stem in combinatie met die 5 letters maar eens de magische spreuk zijn om de schimmen uit een ander universum naar dat van haar te brengen. “mama, ik kan niet slapen, ik ben bang voor de krokodillen”, was een verzinsel dat haar een ticket naar de kamer van haar ouders gaf. “maar kind, gij zijt nooit bang geweest, en nu opeens wel? Dat slaat toch nergens op”. Na een tijd werkte die smoes dus ook niet meer en bracht ze de nachten met opengesperde ogen onder het laken door.    Maar nu, al die jaren later, was een geest in een koffertje lachwekkend, of dat zou het zijn als ze niet voor een man stond die wel dubbel zo groot was als haar. Ondanks deze bijna bovennatuurlijke situatie was er maar 1 vraag die tegen de binnenkant van haar lippen bleef stoten en dat is waarom ze haar gekozen hadden. Ze had toch geen ervaring met geesten in koffertjes. Haar leven was pijnlijk eenvoudig geweest tot nu toe, en waarom zou iemand de moeite doen om daar verandering in te brengen? Er is een oneindigheid aan mensen met speciale gaven, een brein zoals een computer of spieren zo gespannen dat hun huid bijna openspringt, en Wilma behoorde tot geen één van die groepen. Het laatste wat er mocht gebeuren is mislukking, want dan zou het leven opnieuw de volle 180 graden draaien naar een onopmerkzaam en uitzichtloos bestaan.   

Chloe synkineses
1 0

ezelbeet en de geest

3.   Een 3-tal weken later stond ze plots weer voor mijn neus. Want ze beweegt zich alsof ze zich elke stap teleporteert naar de volgende, en deze keer belandde ze toevallig voor mij. Geen windel, pleister of ander overblijfsel van haar ezelbeet. Zoals gewoonlijk neemt ze de krant op, legt die op de tafel en blijft rechtstaan om te lezen, zodat ze moeiteloos heen en weer kan lopen om telkens een andere krant terug naar de tafel te brengen. Haar passen zijn geluidloos, maar toch lijkt het alsof ze haar voeten telkens diep de grond in duwt. Zo stevig stapt ze, alsof ze anders naar boven gaat zweven en nooit nog terug komt. Ze begint zachtjes te neurien, een liedje dat ik niet ken. Een wc-bezoek duurt altijd wel een tijdje, en soms bij sluitingstijd wacht ik daarom op haar voor ik de sleutel door de sloten van de deuren draai en naar huis ga.   Ze begint zachtjes tegen zichzelf te fluisteren. Rechtdoor is de vrouwen-wc, Rechts de mannen en links die voor gehandicapten, dat is de grootste dus daar stapt ze binnen. Ze schudt wat van de nervositeit en stapt wat rond. Het kamertje is groot genoeg om 3 stappen in elke richting te zetten, maar dan word je onderbroken door een WC en een wastafel. De spiegel breekt haar gedachtenloop en verplicht haar heel kort naar zichzelf te kijken. De tijd zuigt haar terug naar het nu en de missie die ze op dit eigenste moment hoort te volbrengen. “Maar 1 opdracht, Wilma, en dan zijt ge voor de rest van uw leven van de miserie af. Ge moet niks meer betalen, ze komen u overal met ne taxi halen” had hij beloofd. “Nee, die taxi moogt ge laten, ik rij graag met mijne fiets.” “ gij zijt toch een raar he, maarja, wat gij wilt, zolang ge uw opdracht maar volbrengt.” “Ja meneer, ik ga proberen.” “nee. Nu hebt ge mij verkeerd begrepen. Als die rat daar niet op z’n plekske beland, dan is er gene taxi, maar dan kunt ge uwe fiets ook beter wegdoen, want dan zorgen mijn mannen er wel voor dat uw korte beentjes geen stap of trap meer kunnen zetten” Moest ze nog niet zo’n ellendig leven gehad hebben, zou ze nu in tranen uitbarsten, maar ze beheerst zich, al wordt alles wat stiller, donkerder, en lijken haar organen haar langs haar benen en dan voeten te verlaten.   Even geleden, ze kan niet meer zeggen wanneer, werd er in haar kamer een brief onder de deur geschoven. Daarin werd ze verwittigd verkozen te zijn door het geheime Sinklaarse comité om een opdracht te volbrengen. Woensdag, 9 uur ’s morgens moest ze klaar staan aan de achterkant van de kerk om verdere instructies te ontvangen. “Een geheim comité?” dacht ze, “Weten die niet dat het woensdag marktdag is?”. Woensdag om half 9 stond ze klaar. Nog nooit had ze zo’n brief gekregen, nog nooit was zij persoonlijk uitgekozen, en dan wel nog door een geheim comité. Ze was geen vrouw om stil te staan, ze had grote handen en voeten, graafde daarmee graag in de grond, ging overal met de fiets naartoe, bleef zelfs rechtstaan bij het lezen, maar die woensdag bleef ze stijf staan, zo’n halve meter van de kerkmuur verwijderd. Hoe moest ze weten wanneer haar afspraak er was? En hoe kenden ze haar eigenlijk? Een belangrijke vraag die verdween in de gedachte dat ze eindelijk eens werd uitgekozen voor haar kwaliteiten, en niet uit compassie. 9.10 uur. Wanneer ze om de hoek kijkt ziet ze uit de menigte een figuur dichter en dichter komen. Het is een man minstens een 40 cm hoger dan de andere mensen op de markt, met strakke en lage, donkerbruine hoed, en donkere rubberen laarzen. In die laarzen zit een wijde broek gepropt en de kleren aan zijn bovenlichaam lijken maar wat lukraak geknoopte lappen stof. Of is dat fashion? Hij lijkt iets met zich mee te dragen in zijn linkerhand. Vreemd genoeg kijkt niemand op van zijn nogal ongewone gedaante. Maar zij, zij wordt onrustig en begint wat te giechelen, tot de man echt dichtbij komt.    “meneer” knikt ze. “Overbodige woordenuitwisseling is hier niet op zijn plek. Straight to the point. In mijn koffertje hier zit een geest. Jij zal ervoor zorgen dat die geest op de juiste plek in het stelsel terechtkomt, en dat doe je met de kaart die nu in je jaszak zit. Daarop heb ik aangeduid waar je precies moet zijn. Een maand lang ga jij wekelijks die plek bezoeken, en pas wanneer je een telefoontje van ons krijgt, laat je de geest los.”  In haar gedachten ontvouwt zich een eeuwigheid aan vragen, maar er is geen ruitme tussen de woorden van de reuzenman om ze te stellen. “In tussentijd houd je de geest in leven door hem verhalen te voeden en val je zo weining mogelijk op wanneer je de aangeduide plek gaat bezoeken. Dat is de essentie van je opdracht.”

Chloe synkineses
2 0

ezelbeet en trampoline

1. Langs de zijkanten is haar korte coupe spierwit, vanboven wordt het grijs. Haar gezicht heeft iets weg van een kleine cartoon-kikker. Of is het hij? Telkens wanneer ik haar zie draagt ze iets wat doet denken aan een motorjack, met daarover een fluovest. Ik lees “Vermarc sportswear”. Haar schoenen lijken wandelschoenen voor een wat makkelijkere ondergrond. Een te grote, rode fleece, een donkerbruine wandelboek en een bril met dunne, zwarte montuur voorkomen haar van de naaktheid. “ Ik heb een boete”. Wanneer ik denk dat er ruimte komt voor een antwoord lijmt ze een verhaal vast aan haar opmerking. “ de ezel heeft in mijn hand gebeten dus ik kon niet komen.” Ze is moeilijk te verstaan, maar ze steekt haar hand omwikkeld met wit verband in de lucht en dat gebaar maakt het iets duidelijker. Toch denk ik het verkeerd verstaan te hebben. Voor ik ernaar kan vragen ratelt ze verder; “ja, de ezel, hij heeft in mijn hand gebeten, ik heb ervan afgezien dus ik kon de boeken niet inleveren vorige week. En nu heb ik een boete. Ik was naar de ezels geweest. Ja, er had er ene mij gebeten.” Zonder nadenken glijdt “Kan gebeuren, Mevrouw” uit mijn mond. Blijkbaar kan zoiets gebeuren. Dat was meteen onze eerste ontmoeting. Ze is klein en loopt onhandig. Ik schat haar rond de 60. Na het voorval met de ezel kwam ik haar overal tegen. In de supermarkt, op de fiets door het stukje bos op weg naar huis, en natuurlijk, met een krant in haar handen aan de grote tafel in de bibliotheek, wanneer ik aan de balie zit. In het begin beschuldigde ik haar opmerkelijkheid ervan de reden te zijn dat ik haar zo vaak tegen kwam, maar later veranderde dat idee.   2. Mijn gedachten ratelen me wild vandaag. Een aantal keer probeer ik mijn ademhaling te controleren, maar het frustreert me enkel. Het doet me denken aan een ex-vriendin. Dat woord ex-vriendin gebruik ik voor het eerst en is dus met een speciale intentie. Het controleren van mijn ademhaling doet me denken aan haar trucje waarmee ze alle negativiteit omkeert tot iets positiefs, meer zelfs, ze maakt het een spirituele les. Haar trucje werkt heel erg goed en ze helpt er een hoop mensen mee, maar eens je de geheimen van de goochelaar weet is er nog maar weinig aan. Alle negatieve ideeën worden verzameld in een doosje binnenin haar lichaam. Ach, misschien leg ik het wel eens duidelijker uit, maar niet vandaag. Mijn gedachten ratelen me dus wild en mijn ademhaling controleren is niet mijn redding. Ik worstel minutenlang met het idee dat mijn bestaan alle rede op planeet aarde opslorpt, al is dat niet alleen een egocentrische, maar ook een belachelijk onnodige gedachte. Wanneer mijn innerlijke paniek zijn hoogtepunt bereikt, loopt er een jongen in een grijze jas voorbij. Ik herken zijn gezicht als de volwassen versie van het jongetje waarmee ik mijn vriendschap en liefde in de kleuterklas deelde. Hij had een fijn gezicht, met wallen onder zijn ogen, vooral als hij lachte. Hij zong elke pauze de liedjes van Cluseau met al de passie die hij bevatte, een Vlaamse groep met liedjes die geen enkele andere kleuter iets kon schelen. Het is een aantal keer voorgekomen dat hij zijn trui in de klas uitdeed en schrok van het feit dat hij zijn pyjama nog onderaan had. Eentje van spiderman, tijgertje of Mickey mouse. Ik vroeg me dan altijd af of zijn moeder hem niet hielp bij het aankleden voor school. We waren vrienden omdat hij net zoals mij altijd bij de kleinsten van de klas hoorde, en omdat we elkaar grappig vonden. Op mijn verjaardagsfeestjes nam hij jaar na jaar de nep-microfoon in handen voor een speech, waarbij vooral de volwassenen heel erg moesten lachen. Ik admireerde het dat hij middelpunt van de belangstelling op zichzelf durfde richten op plekken die niet zijn thuis waren, of de school. Nooit zou ik als kind mijn mond hebben durven opentrekken op iemands verjaardagsfeestje. Hij deed dat wel, en dus was het alsof hij voor ons twee samen praatte. Tijdens het zingen op de speelplaats sprong hij aan het einde van zijn optreden van het muurtje af en belandde met zijn hoofd recht op de koude kasseien. Hij kreeg een bult op zijn hoofd in de vorm van een planeet met wit-rozig slijm over, ik denk door het rekken van zijn huid. Hij huilde niet, maar zijn gezichtje trok wit en hij bundelde alle energie in zijn petieterig lijfje samen om zijn lip niet nog harder naar beneden te trekken. Bij andere kinderen werd ik wel eens jaloers wanneer de aandacht op hen gericht was, omdat ik dan zelf mijn tekorten ervaarde, maar bij Miko was dat nooit het geval. Ik keek er graag naar wanneer hij in het middelpunt stond. Het was als een soort toneel, dat speciaal voor mij werd opgevoerd, en het was nooit saai, tot de reden van zijn aantrekking van de aandacht veranderde. Op de lagere school zong hij en praatte hij minder. Hij was niet erg uitgelaten tijdens zijn verjaardagsfeestje in zijn ouders’ sportzaal. Vroeger kon hij uren en uren over de verschillende trampolines doorpraten en nu we er waren wou hij er niet eens op springen. Zijn zus, ging in tegenstelling tot hem, tot in de eeuwigheid door met het springen en de gymnastische oefeningen op de speelplaats. En ook later bleef ze altijd 2 gevlochten staartjes dragen met dikke gekleurde elastieken. Wanneer je haar zag, kon je je zonder moeite inbeelden hoe die staartjes recht omhoog gingen staan zoals ze dat deden bij het springen en de salto’s. Ze won Wedstrijd na wedstrijd en belandde zo op de zorgende schoot van haar ouders. Miko werd een krak in wiskunde en begon pijn in zijn hart te krijgen tijdens de lessen. Zo belde de school een aantal keer zijn ouders om hem op te halen, maar dat deden ze niet, dus bleef hij tot het einde van de schooldag zijn hand op zijn hart houden.   Een aantal jaar later veranderde hij van gedachte en besloot hij zijn ouders een laatste keer trots te maken door nog eens te springen. Dit keer zonder trampoline, van de brug die over de snelweg loopt. Minutenlang stond hij heen en weer te lopen langs de railing af te lopen tijdens spitsuur. Tientallen auto’s rijden voorbij en vragen zich niet af waarom deze jonge, tengere gedaante loopt te ijsberen op de brug. Of ze vragen het zich wel af, maar niet hard genoeg om het te vragen. Hij wordt eerst geraakt door een vrachtwagen, en daarna omver gereden door een zwarte wagen. De inwoners van het dorp weten er niets anders op te vinden dan over de mensen heen te verspreiden hoe de jongen uiteen lag op de straat. Zijn arm zou meters verder gevonden zijn, zijn gezicht onherkenbaar. Anderen beweerden dat dat onzin was. Voor mij was dat slechts een detail.

Chloe synkineses
0 0

tandenstoker

"Er hangt iets aan uw mond". Hij kijkt beroerd op, veegt langs de mayonaisevlek door. Om de haverklap glipt er een fluitgeluid tussen zijn tanden door. Hij is niet alleen verslaafd aan de drank, ook aan tandenstokers. Wanneer de spleet tussen alle tanden weer de juiste omvang heeft kauwt hij het hout tot splinters die je doorheen het huis vindt. Op de zetelleunig, de wasbak, het aanrecht, zelfs in bed. Ik vraag me af of hij de vuilbak met een reden overslaat, en of hij sporen achterlaat om achteraf iets terug te vinden. De weg naar zijn moeder? Met haar dikke, zwarte krullen, uitgekamd. Zij met een wit slaapkleed, daarna het ziekenkleed waarin ze langzaam wegrotte. Niets smaakt bitterder dan het weten dat een vrouw haar laatste weken stinkend moet doorbrengen. Haar kinderen knijpen hun neus dicht, maar slaan geen dag over om te bezoeken. Soms denk ik dat dat de reden is dat mijn reukzin onbestaande was vanaf mijn geboorte. Om haar te kunnen uitstaan, wanneer ik in mijn eerste levensjaar zonder jammeren onder haar beddenlakens door kroop. Om haar echt te kunnen beleven voor wie ze is, in plaats van hoe hard haar vel vertelt dat haar dood nabij is. Toch duurde het nog maanden. Een doorligwonde die door de matras heen zakt, en onderaan de afdruk van een ster geeft.    En hij bijt zijn tanden maandenlang op elkaar, totdat ze splijten, totdat zijn kaken zo komen vast te zitten dat hij nooit nog zal spreken. Totdat hij zegt "ik mis u", en dat eigenlijk het laatste is wat ik horen wil. Want ik mis u niet. Het is een verademing om van uw stilte verlost te zijn.     

Chloe synkineses
0 0