I. Genese van een these

Odin
11 okt. 2020 · 5 keer gelezen · 0 keer geliket

Sterven zal ik nooit; ik stel mijn deadlines immers steeds uit.

 

Desondanks zou ik praktisch dood zijn als ik mijn thesis niet voltooide. Ik had al lang genoeg getalmd. Ditmaal zou ik mijn bureau niet verlaten, zolang ik mijn taak niet volbracht had.

 

Ik besloot een mentaal spel met mezelf aan te gaan. In mijn verbeelding zou de uitvoering van het vereiste werk mijn eigen executie beletten, terwijl niet-uitvoering zou resulteren in mijn onmiddellijke terechtstelling. Een mantra nestelde zich in mij, dat in beide richtingen gelezen kon worden: “EXECUTE = NO EXECUTE”.

 

Desalniettemin bleef ik vastzitten op een essentieel punt.

 

Mijn onderzoek betrof de regulering van Artificiële Intelligentie, kortweg AI. De vraag stelde zich of het technologisch gebruik van auteurswerken, waarbij de inhoud enkel machinaal verwerkt wordt en niet wordt vrijgegeven aan de buitenwereld, in strijd is met het auteursrecht. Bij het benodigde Text & Data Mining maakt men immers kopieën van ontelbaar veel werken om er vervolgens via software patronen en inzichten aan te onttrekken. Het was onduidelijk of dit de toestemming van de respectievelijke auteur vereist.

 

Een strekking binnen de doctrine vindt van niet omdat het auteursrecht enkel bedoeld zou zijn om de originele expressie van de auteur te beschermen, dewelke bij het technologisch gebruik in kwestie niet wordt veruitwendigd. Aan de andere kant van het spectrum vindt men dat auteurs vergoeding verdienen voor elke exploitatie van hun werk, inclusief niet-expressief gebruik. De twee strekkingen leken me onverenigbaar.

 

Opeens schoot mij het citaat te binnen waarmee de Duitse filosoof Gadamer zijn filosofie samenvatte: “Het zou kunnen dat de ander gelijk heeft.” Hiermee ging ik aan de slag.

 

Wat als elkeen een punt had?

 

Mijn oog viel op de groeicurve die exponentiële technologieën kenmerkt. Zo verdubbelt de rekenkracht van computers elke twee jaar volgens de zogenaamde Wet van Moore. Op een grafiek wordt een exponentiële functie zoals ex weergegeven als de zogenaamde hockey stick-curve, waarbij de waarde aanvankelijk geleidelijk lijkt te stijgen om vervolgens als een vuurwerkpijl de lucht in te schieten.

 

Wat als het antwoord op mijn vraagstuk reeds schuilde in de grafiek?

 

Als een auteurswerk slechts eenmalig niet-expressief wordt gebruikt, is het aanvaardbaar dat de toestemming van de auteur niet gevraagd moet worden en dat aan deze geen vergoeding verschuldigd is. Als het auteurswerk echter op exponentiële wijze gebruikt zal blijven worden, is het daarentegen wel gepast de toestemming van de auteur te behoeven en deze te vergoeden.

 

Door de richtlijn van de exponentiële groei te volgen, was ik er eindelijk in geslaagd een compromis te bewerkstelligen tussen de twee - aanvankelijk onverzoenbaar ogende - strekkingen.

 

Ik stond versteld. Het antwoord had me de hele tijd in het gezicht gestaard. Ik moest gewoon de lijn volgen die de verschillende punten met elkaar verbindt. Het onzichtbare schuilt achter het overduidelijke.

 

Ik moest terugdenken aan het gesprek dat ik destijds met mijn kotgenoot Mo had gevoerd over religie.

 

****************************************************************************************************

 

Als ik met Mo uitging, was hij altijd bezig meisjes te versieren. “Ik ben teveel man voor slechts één vrouw!”, verklaarde hij me. Hij beweerde reeds tientallen eerstejaars ontmaagd te hebben. “Fuck al die bitches, man!”, raadde hij me aan, “Ze vragen er gewoon om.” “Ik heb ooit ergens gehoord dat je niet van vrouwen moet houden, omdat je anders er niet zoveel zou kunnen neuken”, had ik hem één keer ingewreven. Die opmerking had Mo louter schamper weggelachen.

 

****************************************************************************************************

 

Hoewel hij veelvuldig alcohol en vrouwen consumeerde, was Mo er evenwel van overtuigd dat God bestond en dat dit onweerlegbaar bleek uit een analyse van onder meer het Heilige Schrift. Zo zouden er wiskundige wetmatigheden in de Koran terug te vinden zijn, net als in de natuur, die te onwaarschijnlijk zijn om louter op toeval te berusten en kunnen ze dus niet anders dan het werk zijn van een intelligente schepper. God zou tot ons spreken via de wiskunde.

 

Destijds had ik het als bijgeloof weggezet: “Dat zijn slechts toevalligheden.” “Hoeveel toevalligheden kun je meemaken totdat het geen gelukkig toeval meer is?” was Mo’s respons.

 

Nu kreeg ik zijn redenering niet meer uit mijn gedachten. Wat als ook Mo een punt had?

 

Die nacht kon ik de slaap niet vatten.

 

Bij het ochtendgloren installeerde ik me onmiddellijk terug aan mijn werktafel. Bij wijze van klad, trachtte ik een gek hersenspinsel uit mijn hoofd te schrijven:

 

“Het universum breidt zich op exponentiële wijze uit. Om het heelal te doorgronden, hebben we exponentiële technologieën nodig. Om exponentiële technologieën mogelijk te maken, hebben we exponentieel recht nodig.

 

De bekende Harvard-rechtsgeleerde Lawrence Lessig heeft reeds gesteld dat code recht is, doelende op het feit dat menselijk gedrag steeds meer geleid wordt door computercode. Ik stel mij de vraag: ‘Wat als de code ex Gods wet is?’

 

God heeft zichzelf gecodeerd in de ruimte, en elke dag verwijderen we ons verder van Hem. 

 

Om het mysterie van God op te lossen, moeten we Hem vinden. Daar, waar Hij op ons wacht sinds het begin der tijden, in het hart van het universum, waar het allemaal begon met een grote knal.

 

Religie en wetenschap zouden elkaar niet moeten bekampen, maar tezamen de ruimte verkennen in hun gezamenlijke zoektocht naar Gods bestaan.”

 

Deze gedachtegang bracht me zo van mijn stuk dat ik in foetushouding in warme tranen op de koude vloer oploste.

 

Ik had mezelf steeds bestempeld als agnost uit veiligheidsoverwegingen om niet in de hel te belanden wegens de verwerping van God, indien deze toch zou blijken te bestaan. Nu had ik voor het eerst een indicatie van de mogelijkheid van Zijn bestaan ervaren.

 

Ik bracht de nacht ijsberend rond mijn bureau, zoals moslims rondom de Kaäba, door. Het monotone schuifelen bracht mijn brein enigszins tot rust.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Odin
11 okt. 2020 · 5 keer gelezen · 0 keer geliket