Een vrouw beweegt mee
met de onvoelbare tramontane.
Heel haar leven staat hier
allang op haar kop
en toch blijft ze rusteloos overeind.
Dwingt de vraag zichzelf op: eeuwige rust onder de glazen hemel
of - getornd door een hoop losse rotsen - de eindeloze kwelling van Tantalus ondergaan?
Onuitputbaar lijkt voor haar wel de hemel.
Ze blijft overeind met dat getrainde lichaam,
dit voelt aan alsof ze dit eeuwig kan blijven aanhouden:
perst het lijf tot de laatste zenuwtrek.
Rustpauzes hier en daar in het hoge gras
zij gaat met haar bloemen aan de haal, steels.
De beste vrouw in koers wint niet altijd.