idolatrie
De brokken
vliegen me om de oren
op het puntje van de stoel
met een mimiek steeds rekbaarder
tot in alle uithoeken van de kamer
ik moest zo broodnodig
een nageslacht
uit hoofde van het prakkeseren
steeds meer
verplicht het vuile bestek
me tot bananenprak
het talen fijntjes platgeregen
tot een abc en het nawijzen
zonder enig prakkeseren
het tafelen
liefst aan het plafond
de keuken mijn habitat
de grijze haren
twintig jaar eerder dan verwacht
toen de ijdele toekomst
me nader stond dan enige wijsheid
had ik iets anders in gedachten
O beuzelachtig prakkeseren
in haar voetstappen
trekt zij lijnen door mijn territorium
ik loop verloren in haar zog
kilometers verwijderd
van het pad dat ik getrokken had
zie je daar nu staan pronkzuchtige zot
maar niet vruchteloos mag gezegd worden