Elke winter is mijn huid ijs, elke winter ben ik ijs.
Dan raken zij me allemaal aan.
Want wat is er mooier dan mijn roerloos lichaam van ijs in de weg te staan?
Een aangestoken standbeeld word ik dan.
En met hun handen smelten ze mijn rondingen af.
Zo denken ze me warm te houden, in ruil voor de liefde die ik hun ooit gaf.
Elke winter is mijn huid ijs en ijs ben ik niet ongelofelijk graag.
Want ik ben hun bron en dorst zullen zij hebben vandaag.
Dan kijken ze me aan, mijn water aan hun lippen.
Wat maakt het uit wat ik te zeggen heb?
Als zij aan mijn ijs willen zitten.