het is niet lief om aan een inktvisje te zeggen dat het onder water moeilijk schrijft
geen nood ik had geen potlood nodig om het firmalent een zeer sobere kleur te geven
intussen is de zwerm met zwanen kalm en elegant geworden voor de ceremonie
de hofnar plukt nog snel wat grappen in de achtertuin de narwal poets zijn tand
de beuk waarin het eekhoorntje leeft heeft al zijn nootjes netjes in een mand gelegd
ik heb echt wel alle dieren uitgenodigd voor een klein festijn met enkel brave beesten
het is zover het was zo ver zegt er een slak terwijl een ochtendnevel stil wat tabak rolt
straks brengen er vuurvliegjes de vonken voor een middagzon de nachtvorst ging akkoord
de leguanen knuffelen mekaar gelijk bananen in een tros maar dan met ledematen
het goudvisje is niet bescheiden zegt dat het met al zijn rijkdom wel de drank betalen kan
terwijl we wachten en de duizendpoten aftellen tot aan de laatste teen
kan ik de kwal die van mij houdt bedanken voor het doorzicht in mijn eenzaamheid
zij kruipt voorzichtig op mijn schoot stelt voor dat zij mij nog eens pijpen gaat
de nar hij ligt daar bijna dood en krom te lachen als een stuiptrekking die humor lust
de rollade ligt reeds op de rooster bindt zichzelf wat beter vast vetdraagt de hel
alles brandt hier als een kaars die snel wil sterven de servetjes heeft een kouw gevouwen
zijn bek geeft nog een speech het feest is nu echt wakker want zijn ogen zijn geroofd
ze zitten op dat blinde stokje tussen schijfjes worst een roodborstje knikt dat het mocht
het vuur smeult lekker hard de beul hij is gereed om alle tongen af te snijden
het einde neemt een glas het spraakwater is stil en vraagt dan om een ijsblokje
uit de nieuwe reeks 'Schrijfoefeningen voor de dood'