Ik droomde van die jongen (week tegen het pesten)

Anemos
9 feb 2021 · 41 keer gelezen · 1 keer geliket

Ik droomde van die jongen,

waarvan ik zijn naam vergat en

ontmoette op dat achterpad,

waarmee ik toen niet sprak,

maar ik was wel op mijn gemak,

het is niet dat ik het verzon, dat

ik in dat gezicht zijn verhaal lezen kon

 

ik droomde van die jongen

die achter dat stoere schuilde, alleen

aan die muur zo dapper huilde

dáár zat zijn verhaal

maar wie leest dat allemaal

in die tranen en die woede

het was ons wel te moede

 

ik droomde dat ik

die jongen weer ontmoette, en hem

bij zijn naam begroette,

naar luisterde wat hij niet zei

zo vertelde ik ook van mij,

in alle onmacht aan die muur, verstopt

voor de pesters en hun zuur,

hem zomaar pakte bij zijn hand

van dié kwelling naar een niemandsland

 

ik droomde van die jongen

die ik echter nooit echt kende

in die wilde kinderbende

die ik één keer slechts ontmoette

en hem nauwelijks durfde groeten, wij

op de pesters altijd maar bedacht,

te veel gruwel en we waren nog maar acht.

 

ik droomde van die jongen

op een nacht zomaar in de week

dat we samen sterk stonden

dat pesten hield geen ene steek

was ik te traag, te dik, te plomp

was hij te loom, te lief, te lomp

toen hebben we gezworen

geen pester zal ons nog verstoren

 

Dus droomde ik weer van die jongen

waarvan ik zijn naam vergat en

ontmoette op dat achterpad,

waarmee ik toen niet sprak,

maar ik was wel op mijn gemak, en

toen ik wakker werd wilde ik weten,

waarom ben ik hem nooit vergeten?

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Anemos
9 feb 2021 · 41 keer gelezen · 1 keer geliket