haar schors ruw tegen mijn lippen
rook naar hars en smaakte zoet
het voelde vreemd en meteen goed
de andere bomen keken toe
verrukt heb ik ook hen
een kus gegeven
en alle bomen op mijn weg
de essen en de eiken
zelfs de acacia’s en een enkele cipres
bij de ingang van het dorp
hield ik me in
de pruimelaar, nochtans in bloei
heb ik alleen maar vluchtig aangeraakt
en nu, hier in mijn warme bed
denk ik aan haar, mijn ranke den
daar in dat koele bos
en weet ik dat ik terugga
morgen al, zo gauw de zon op is
of men mij ziet of niet
ik ben van schroom verlost
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.