Heb ik je al gezegd dat ik de dagen lief heb? De korte dagen met lange avonden in huis, met in het hart van mijn handen een kop warme thee van aardbeien en room.
Ook van de lange avonden hou ik; buiten in het gras dat groener is dan de sprei waar wij op vrijen met de middagzon en met elkaar. Zo zie ik je graag: als een dag die aanvoelt als een zijden feestjurk waar jij onder wil terwijl je uit het pak wil dat zo mannelijk om je heen zit. Je opent het eerste knoopje van verleiding door mijn haar als gouden draden te omschrijven. De gouden draad echter ben jij. Een dag zonder jou is als een wandeling bij vrieskou. Of een te korte rok waar benen kil onder blijven.
Ik sta op beide in de nabijheid van jouw zachtmoedig hart. Verander nooit die blik als je mij aankijkt, liefste. Het treft me dan hoe mooi je bent en jij in mij het goede koestert. Je kust me, tilt me op het paard van mijn bestaan en wuift in draf de dagen uit. Ik zie je dan graag inslapen en ontwaken op de huid van ons leven; onze dieren en gasten. Op de adem van jouw tederheid heb ik je lief. Heb ik je nu gezegd dat ik de dagen lief heb, nog méér met jou dichtbij?