Mijn psychotische moeder en ik hebben mijn suïcidale goudvis in een vijvertje gegooid; de bokaal erachteraan. Het regent. Als troost krijg ik van m’n moeder een tweedehands Kodak Instamatic fototoestel. Ik fotografeer graag leuke wolken. Sommige in de vorm van een konijn, andere in de vorm van een teddybeer. De zon schijnt. Ik draag een oranje golfje en een wit hemdje.
Plots knalt er een kleine, rode Peugeot tegen een blauwe Citroën CX.
“Petite fille!’ roept de buurman, “wat heb je nu gedaan?” Hij maakt me wijs dat er iets mis is met m’n fototoestelletje. Het veroorzaakt ongevallen.
Na de hele middag foto’s te hebben gemaakt, slaat de schrik me om het hart. Ik zijg neer voor de TV. Ik ben angstig. Ik zit vol schuldgevoelens over een reusachtige brand, twee treinontsporingen en een crash van een Boeiing 747. Met wijd opengesperde ogen kijk ik naar de beelden.
Enkele dagen later neem ik wraak. Ik heb doorgekregen dat de buurman me beetnam en misbruik heeft gemaakt van mijn naïviteit en fantasie. Ik zit op het dak naast de schouw en het kastje van de antennekabels. Het is mooi weer. Ik heb mijn haar in twee staartjes en ik kijk boos. Ik luister naar voetbal op een transistorradiootje. M’n vervelende buurman bekijkt diezelfde match op z’n TV. Net op het moment dat er gescoord gaat worden, trek ik de antennekabel uit. De televisie van de buurman doet het even niet. Enkele tellen later steek ik de kabel terug in. De televisie doet het dan eventjes wel. De buurman wordt gek en roept:’ Godverdomme, wat is dit?’ Ik herhaal dit een paar keer op cruciale momenten. De buurman wordt knettergek. Hij springt woedend recht en vloekt:’Putain! Godverdomme!’ Als een waanzinnige klopt hij opzij op z’n toestel. Hij wil er zelfs een beeldje tegenaan gooien. In totale wanhoop begraaft hij uiteindelijk huilend z’n hoofd in de zetel.
Mijn leven wordt fantastisch.