Herinneringsprotocollen
MATRAS
Ik meen mij te herinneren dat mijn nonkel Sjarel de uitvinder van de beste bijnaam voor mijn achterlijke zuster is. ‘De Matras van T.’, doelend op de puberale, seksuele activiteiten van zus Katrien. Mooi zo. Nonkel Sjarel is jong gestorven, achtenveertig, lymfeklierkanker. Mijn dwaze zuster leeft helaas nog.
VOGEL VOOR DE KAT
Ik meen mij te herinneren dat mijn vader, na het drinken van enkele borreltjes Hertenkamp, zei: ‘Jij bent een vogel voor de kat!’ Dat heeft mij ertoe aangezet altijd mijn best te blijven doen en, indien nodig, de clown uit te hangen. Ik zuip. Ik ben kettingroker. Ik ben een gevierd kunstenaar. Ik adem.
HET STINKT HIER
Ik meen mij te herinneren dat mijn tante zaliger al haar waardevolle spullen had verkocht aan een oplichter. ‘Ik ben nog veel te goed om naar het rusthuis te gaan,’ zei ze vaak. Ze had last van constipatie en decorumverlies. De verpleegkundigen van het Wit-Gele Kruis hebben me meermaals gebeld met de onrustwekkende mededeling: ‘Ze doet niet open.’ We vonden haar dan naast het bed in een plas pis en braaksel. Overgeven deed ikzelf op het balkon. De verpleegkundigen gaven geen kick. Eentje zei een keertje: ‘Het stinkt hier. Zet jij het venster even open?’
LEO PLEYSIER
Ik meen mij te herinneren dat op de begrafenis van grootmoeder (102) een fragment werd voorgelezen van kloothommelschrijvertje Leo Pleysier uit Rijkevorsel. ‘Geef haar het schoonste wit!’ Ik had erg veel zin de festiviteiten en de kerk te verlaten om een sigaret te roken en de ganse familie te vervloeken, vooral de nonkels die zich een mislukt pater voelen. Het college van burgemeester en schepenen van dat dwaas Kempens dorp hebben de naam van de openbare bibliotheek veranderd in de Leo Pleysier- bibliotheek. Stel je voor! Ik vind dat een openbare bibliotheek altijd de Openbare Bibliotheek moet blijven ongeacht de kwaliteit van de kloothommelschrijvertjes in het dorp. Ik heb zin om met een Black & Decker boormachine, geleend van een middelmatig beeldhouwertje uit hetzelfde dorp, een gaatje in Leo’s schedel te boren, zodat ik er met de blote hand een spijker van dertien centimeter kan inslaan, en er hersenbrij, bloed en andere sappen uit de oogkassen, de neus, de oren en de mond loopt. Daarna snij ik hem met mijn Zwitsers zakmes de keel over, zodat ik het hoofd als trofee kan meenemen. Het zal dan later tentoongesteld worden in het Gevangenismuseum van Merksplas. Het wordt een Kempens antropologisch topstuk waar het Volkenkundemuseum van Leiden jaloers op zal zijn. Cultuur kortom, interessanter dan zijn kutboekjes. De Poolse filosofiehoer die Chopin kan spelen likt dit kloothommelschrijvertje zijn gat. Mijn complimenten!
HET WELKOMSTCOMITÉ
Ik meen mij te herinneren dat het voltallige welkomstcomité van de Schrijversacademie, een vereniging zonder winstoogmerk, zich afvroeg waarom ik zo boos was. De brave biograaf van den Berckmans deed een beetje zijn best. Lul Willem van Zadelhoff heeft me twee seconden aangekeken, zijn armen gekruist en me verder geen blik meer waardig gegund. Een idioot viswijf uit Oostende vroeg of ik nog andere plannen had. Stomme trut Anne Provoost uit Borgerhout kan niet lezen laat staan schrijven. Ze heeft een prachtig CV en palmares. In 2014 wint ze een nominatie voor de Prijs van het Vrije Denken van de Raymond Maeckelberghe Foundation. Proficiat! Mijn complimenten! Ze is een uitmuntend coach. De maatschappij en de gemeenschap zijn haar eeuwig dankbaar. Tülin Erkan mocht toen voor deze vereniging de telefoon opnemen en mij herinneringsmails sturen met het vriendelijke verzoek de bende onbekwamen te betalen. Mocht ik die dikke Hollander van een Zadelhoff nog éénmaal in mijn leven tegenkomen dan sla ik zijn hersenpan in met een zwartgeblakerde koekenpan die ik altijd in mijn achterbroekzak heb zitten. Al de rest, behalve de secretaresse met Turkse roots, zal rotten in de hel. Thrillerspecialist John Vervoort van de Standaard der Letteren zal vierentwintig op vierentwintig en zeven op zeven accordeon spelen met de Duivel. De tekst die hun interesse had gewekt was getiteld: ‘Oranjelettertjestekst.’
ANESTHESIST OP ZWEEDSE KLOMPEN
Ik meen mij te herinneren dat ik wakker word in een ziekenhuiskamer van de dienst Intensieve Zorgen met een plastic buis in mijn bakkes, een plastic buisje in mijn urinebuis, en jawel hoor, allerhande buisjes die naar baxters en andere plastic zakjes lopen. Er piept vanalles, maar het is niet mijn ademhaling. Ik vroeg me af: ‘Wat is dit nu allemaal?’ Op de kamer naast me is er beweging en lawaai. Er wordt gehuild. Ik kan dat duidelijk horen. Er is een jongeman zo dood als wat. Pas veel later stelt de anesthesist op Zweedse klompen vast dat ik bij bewustzijn ben.
RUZIE MAKEN
Ik meen mij te herinneren dat ik twee jaar geleden ruzie maakte met de algoritmes van Deezer en Apple Music. Ik maakte een merkwaardige afspeellijst met de titel ‘I try to fuck up up algoritmes. Greetings. T.’ Hij begint met ‘Dreams’ van Fleetwood Mac en eindigt met ‘La queuleuleu’ van Leon Petit. Misschien noemt men dat een psychose. Gevaarlijk!
HONDERDVIJFENZESTIG
Ik meen mij te herinneren dat ik met mijn SAAB 900 uit 1989 honderdvijfenzestig kilometer per uur reed tussen Chaam en Baarle-Nassau. Ik rookte een Gitanes en het cassettebandje speelde Têtes Raides. Tussen Weelde Station en T. reed ik zeventig en zag twee reigers, drie konijnen en één klein, vluchtend reetje. Ik kwam van Breda, alwaar ik op de zolder van de Nieuwe Veste een prachtig fotootje had afgedrukt in de Doka. Ik ben zowel de negatieven als de print kwijt. De SAAB doet het nog steeds uitstekend.
VALSE PALINDROMEN
Ik meen mij te herinneren dat ik daarnet dacht dat het tijd wordt om deze confabulaties op te sturen naar de redactieraad van een literair tijdschrift en een kopje koffie te drinken. Morgen ben ik weer verbaasd, ‘Wat een onzin allemaal!’ Ik luister voor de vierentwintigste keer vandaag naar ‘Fake Palindromes’ van Andrew Bird en overweeg een mail te sturen naar Jean Paul Van Bendegem. Die begrijpt de logica achter alles volgens mij. Ik ben ook fan van zijn doordenken over dooddoeners. Meer dan je best kan je niet doen.
KORTENBERG
Ik meen mij te herinneren dat er in het Universitair Centrum Sint-Jan in Kortenberg op de afdeling Sint-Rita (observatie en hopeloze gevallen) een gek zat die in detail beschreef hoe een jong meisje zichzelf met succes in de fik stak. Hij was mijn kamergenoot. Ik deed geen oog dicht. Twee weken later, op de afdeling Sint-Augustinus, verhangt een uitermate mager meisje zich. Ze had een eetstoornis. Haar lief, dat uitsluitend naar de Rolling Stones luisterde, huilt mateloos. Het maakt een huiveringwekkend geluid vergelijkbaar met wat ik hoorde op Intensieve enkele jaren tevoren. Het is dus alle hens aan dek, want zelfmoord is besmettelijk. De lange Anderlechtsupporter presteert het een juffrouw van Sint-Anna zwanger te maken. Ik vraag hem of hij al gehoord heeft van ‘het condoom’. Ook de therapeute, mevrouw Cobbaert, is boos. Achteraf blijkt er een moordenaar in de gespreksgroep te hebben gezeten. Tot mijn grote verbazing mag ik tijdens de uren plastische expressie met olieverf en gerectificeerde terpentijn aan de slag. Een schizofreen is geobsedeerd door mijn reproductie van Juan Miró op de kaft van mijn dagboek. Ik vermoed dat hij iets anders ziet. Het portret van een vrouw door Modigliani op de achterkant van de kaft vindt hij oninteressant. Er vallen verder geen doden meer tijdens mijn verblijf. Een chronisch depressieve vrouw geeft me goede raad: ‘Zoek u een lief meisje!’ Een studente van de KUL mag, onder toezicht van een professor neurologie, naalden in de zool van mijn holle voeten steken. Vervelend. Mijn mecenas Jos en het ziekenfonds betalen de facturen. De WAIS geeft honderdnegenendertig als resultaat.
TEQUILA
Ik meen mij te herinneren dat ik een keertje met een Mexicaanse vriend uit Amsterdam een feestje heb gehad op het graf van Herman Brood. Ik moest midden op de snelweg een gedichtje voordragen. Levensgevaarlijk! Dat werd met de telefoon gefilmd. De beste zin uit dat gedicht is een dreigement: ‘Dan weet ik je te vinden!’ Daarna ging het naar het kerkhof en het graf van Herman dat Juan had omgetoverd tot een altaar met vierhonderd kaarsjes. Er was uitsluitend tequila te drinken. De befaamde tatoeage-artiest Hankie Pankie Schiffmacher en zijn echtgenote deden een dansje en gaven een speech. Iedereen was dronken en blij. Ik werd wakker tussen het struikgewas aan de andere kant van Amsterdam. Een bejaarde vrouw die haar teckel uitliet vroeg vriendelijk of alles in orde was. Ik zei: ‘Uitstekend! Dankjewel!’
VERSCHRIKKELIJK
Ik meen mij te herinneren dat het lijk van mijn vader nog niet koud was toen mijn zuster met een loodgieter stond te leuteren over hoe de badkamer eruit moest komen te zien. Ze stonden voor de deur van mijn kamer waar ik sinds 1988 sliep. Ik probeerde te slapen. De verschrikkelijkste dag uit mijn leven. Mijn zus woont in het ouderlijke huis. Ik woon in een sociale woning in een rustige straat. Ik betaal driehonderddrieëntachtig euro huur. Vader stierf aan de gevolgen van keelkanker in een ziekenhuisbed in zijn eigen bureau. Mijn zus leeft helaas nog. Ze begroet haar moeder niet. God weet waarom.
NON-LITERAIRE AUTOFICTIE
Ik meen mij te herinneren dat ik ooit een boekje heb gelezen met gedichten van Monika Rinck. Het begon telkens met dezelfde openingszin. Een andere dichteres met een burn-out uit Berchem -haar demonen liepen niet meer aan de leiband- heeft dat boekje uitgeleend. Literair-verhaaltechnisch is mijn tekstje dus niet zo origineel. Misschien is het non-literaire autofictie. Bij gelegenheid moet ik dat terugbezorgen. Ik mag dat niet vergeten. Ik hoop dat het haar goed gaat. Ik hoop dat het Claire Louise Bennett, Isabelle Oostenrijk en Monika Rinck goed gaat. Herman Brusselmans moet stoppen met zeiken en roken. Het LGBTQ+ slapjanus uit Gent, kloothommelschrijvertje eerste klas, moet zijn baby borstvoeding geven!
ALBENA
Ik meen mij te herinneren dat ik als zesjarige in Albena, Bulgarije in een chique hotel met één welgemikte tik van een koffielepeltje een groot porseleinen bord aan gruzelementen sloeg, waardoor de garçon die net een pannenkoek wou flamberen in de fout ging. Zijn haar, waaronder een korte, zwarte baard, vatte vlam. Binnen de kortste keren stond ook zijn witte hemd en het eveneens witte tafellaken in vuur en vlam. Twee opmerkzame Duitse toeristen uit Rheinland-Westfalen hebben het brandje geblust door het aquarium met de kreeften op accurate wijze om te kieperen op de brandhaard. Godzijdank. Eerder op de dag was ik in hetzelfde hotel verloren gelopen. Ik weet niet meer precies op welke verdieping ik rondhing, ik denk de elfde. Een vriendelijke, Tsjetsjeense militair heeft me geholpen. We zijn naar Bulgarije gevlogen in een Tupolev.
JEF
Ik meen mij te herinneren dat mijn goede vriend en junkie Jef plots beschuldigd werd van gedeeltelijke dienstweigering en insubordinatie. Hij vertrok elke ochtend zogezegd naar de kazerne van Brasschaat, maar is daar nooit gearriveerd. Hij zat in zijn uniform in zijn zilvergrijze Citroën C15 aan de waterpijp te lurken in plaats van zijn legerdienst te vervullen. De radio speelde reggae of zoiets. Op de passagierszetel stond een bak Primus uit Haacht. Een vervelende bemoeial belde de politie, want die vond het verdacht dat er een militair heel de dag in een idiote, Franse auto zat. Jef werd opgepakt. De persoonlijke redenen van Jef om te weigeren zijn dienstplicht te vervullen of bevelen op te volgen ben ik vergeten. Jef is ondertussen getrouwd in Thailand. Hij sloeg zijn vrouw en haar dochter uit een vorig huwelijk. We zijn allang niet meer bevriend. Ik weet wel dat er in 1997 een videoband met porno van The Hustler geklemd zat in de recorder. Dat elektronisch apparaat heeft Jef in zijn geheel- met VHS-cassette en al- in de grijze restafval container geflikkerd. Jef was fan van Bob Marley en Jules Deelder. Aan jazz had hij een hekel, want als snotaap verplichtte zijn kolerieke vader Eddy hem naar de muziekschool te gaan om klarinet te leren spelen. Ik heb hem nooit als een lafaard beschouwd.
FLUANXOL
Ik meen mij te herinneren dat Fluanxol een slecht idee was van een competent psychiater. Mijn bewustzijn was niet op zijn gemak. Ik kon niet stilzitten. Het schuim stond op mijn lippen. Ik was eerder angstig. Mijn brein had een zware verkoudheid. Welk zelfbeeld? Mijn zenuwen zouden een blikseminslag kunnen verdragen. Honderd miljoen volt zou deugd hebben gedaan. Welke kortsluiting?
DONKERPAARS
Ik meen mij te herinneren dat ik een keertje, na het zien van een Afrikaanse beauty met kniehoge laarzen en een mini minirokje, vijf keer na elkaar onaneerde tot de eikel van mijn kromme piemel donkerpaars zag. Ook mijn hand en onderarm deden pijn. Dokter Ackaert, geneesheer specialist, heeft op de feestdag van de Franse republiek mijn voorhuid weggeknipt. Ik mocht het verband er enkele dagen later en onder een warme douche zelf afhalen. De draadjes zouden vanzelf vergaan. Een tijdje heb ik mijn te krappe voorhuid gemist, want het masturberen voelde anders. Ik moet vierendertig jaar oud zijn geweest; vrijgezel sinds mijn geboorte. De doortastende uroloog is ondertussen al drie jaar met pensioen als ik me niet vergis.
VOETBAL
Ik meen mij te herinneren in 1986 samen met mijn vader te zitten kijken naar België-USSR. Mijn vader heeft, net als de trainer van de Belgen, een sigaar in zijn mond. Ik heb in mijn rechterhand een plastic Tupperware beker met Cola. We zien dat de Rode Duivels uitmuntend presteren. De lange bonenstaak Jan Ceulemans scoort. Ik ben door het dolle heen en gooi mijn bekertje Cola tegen het plafond. De schitterende commentaar is van Rik De Saedeleer. Mocht ik wat ouder zijn geweest dan had ik een bak Stella Artois leeggezopen, want voetbal is een mooi excuus. In vergelijking met Jean-Marie Pfaff is Thibaut Courtois een onethisch vetbetaalde strandjeanette eerste klas met een lief waarvan de tieten nog moeten groeien. Ik vermoed dat ze fotomodel is.
WASVERZACHTER
Ik meen mij te herinneren dat mijn dwaze zus ooit éénmaal mijn vuile was heeft gedaan. Alles stonk naar goedkope wasverzachter. Mijn moeder heeft dat al twee biljoen keer gedaan en doet dat tot op de dag van vandaag nog steeds.
GEORGE THOROGOOD AND THE DESTROYERS
Ik meen mij te herinneren dat ik geboren cafébaas Danny ‘den Dax’ voor het laatst in levende lijve gezien heb op het Sjockfestival één uur voor het optreden van de legendarische George Thorogood and The Destroyers. Den Dax at een vettige hamburger en keek uit naar dat muzikale optreden. Enkele weken later heeft hij een hersenbloeding in de kelder van zijn café terwijl hij een paar bakken bier herschikt. Naar het schijnt heeft hij het overleefd. Ik vermoed dat hij ademt en bij bewustzijn is en daar is alles mee gezegd. Zijn café vlakbij de watertoren staat al maanden te koop.
DE ETHICA
Ik meen mij te herinneren dat ik in zaal Stanislas in Berchem les kreeg van de fantastische Peter De Graeve. Het onderwerp? Zijn boek ‘Gilles Deleuze en het materialisme.’ Ik hoorde het in Keulen donderen. Gelukkig ging het al snel over Spinoza. Het exemplaar van de Ethica (Nederlandstalige) dat Peter gebruikt is een loszittend geheel. De bladeren en het boekblok zitten dus los. Je moet dat boekje langs onderen met twee handen vasthouden en ondersteunen. Laat het zeker niet vallen! Peter kwam meteen terzake door de definitie van de aandoening blijmoedigheid te vermelden en me er op te wijzen dat blijmoedigheid iets dynamisch is. Het varieert. Het gaat van laag naar hoger en van hoog naar lager. Vergis u ook niet met het woordje aandoening. Een memorabele lezingenreeks kortom. Negentig procent van de tijd wist ik van toeten of blazen, maar het was leuk en belangrijk. Wat Peter vandaag de dag allemaal uitsteekt weet ik niet. ’s Middags na de les moest ik me altijd haasten, want op zaterdagnamiddag verkocht ik laptops, printers, fototoestellen, en zo meer. In die tijd mocht je Antwerpen nog binnen met een vervuilende auto. Hier komt de definitie: ‘Blijheid is ’s mensen overgang van geringer tot groter volmaaktheid.’ Quizvraag: Wat is dan droefheid? Terwijl ik dit neerschrijf moet ik hoesten. Het klinkt als de hoest van een beroepsmilitair. Ik ga eindigen zoals Deleuze als ik het niet klaarspeel te stoppen met roken.
STOCKHOLM
Ik meen mij te herinneren dat ik in 2016 met mijn ouders een citytrip naar Stockholm heb gedaan. Ik had een digitaal fototoestel bij, een Leica Digilux II. We vlogen van Brussel/ Zaventem naar Arlanda/Stockholm. De rit van de luchthaven naar het hotel deden we in een prachtige SAAB 9.5. Het hotel hing vol namaak Pop-art. Al snel kreeg ik het aan de stok met mijn vader die zich gedroeg als een mislukte, gefrustreerde kolonel in het Belgisch leger op missie in Congo. We gaan dit doen, we gaan dat doen, daarna doen we dat, gevolgd door daarna doen we dit. Ik zei hem: ‘Fuck joe! Ik ga wat rondlummelen met mijn fototoestel. Tot later!’ Ik belandde op een klein eilandje waarop zich het Moderna Museet bevindt. Ook dat hangt, volgens mij, vol met namaak Pop-art. Verderop, naast een bibliotheekje, bevindt zich het Fotografins Hus. Ik zie fantastische, klassieke zwartwit fotografie van een fotograaf uit één van de Baltische staten die een leuke foto heeft gemaakt van Jean-Paul Sartre. De Franse filosoof loopt voorovergebogen met zijn armen en hoed op zijn rug door een wit landschap. Het kan niet anders of het waait sterk tijdens deze opname. Ik heb die foto al eerder gezien en dacht: ‘Aha, de filosoof in de sneeuw!’ Wat blijkt? Het landschap is een strand! Jawel, geen sneeuw! Magnifiek! De fotograaf in kwestie had ook kleurenfoto’s gemaakt van stevig gebouwde huismoeders in een kleurrijke bloemetjesjurk die de dorpel en de stoep en de gang poetsen. Magnifiek! In het huis van de fotografie koop ik ook een dun boekje van de Zweedse fotograaf Gerry Johansson. Het zijn foto’s gemaakt in de Verenigde Staten. Een bloedmooie blondine van zesentwintig en één meter drieëntachtig raadt me aan zeker het Nordiska Museet te bezoeken, want daar loopt een tentoonstelling van diezelfde Gerry Johansson. ’s Avonds eet ik op mijn eentje vis in een taverne. Mijn ouders zitten op het terras van het hotel. Er wordt een staakt-het-vuren afgesproken. Enkele weken later ging de Leica stuk. Een probleem met de sensor. Enkele maanden later ging de computer stuk. Weg foto’s.
WILFRIED
Ik meen mij te herinneren in Wilfried, voormalig heroïne junk – maar dat wist ik toen nog niet – een aangename gesprekspartner te hebben gevonden, want hij leest erg veel, altijd gedaan. Hij vraagt me op het internet een boek van John Cheever te bestellen dat nog niet in zijn collectie zit. In ruil leent hij me enkele boeken van de onvolprezen Kurt Vonnegut. Ik herinner me ‘Slaughterhouse five’ ooit gelezen te hebben op een eenvoudige hotelkamer in een pension in Der Eifel. Een grappig boek over het bombardement op Dresden. Ongeveer vijfhonderd duizend doden. So it goes. Ettelijke weken nadat Wilfried zijn obscure Cheever heeft ontvangen en ik in het bezit ben van een kleine greep uit zijn verzameling van het werk van Vonnegut wil ik hem de boeken terugbezorgen. Het is al lang geleden dat ik hem nog zag zitten op het caféterras naast de watertoren. Geen probleem. Ik heb zijn telefoonnummer. Ik bel hem op. Ik krijg zijn vrouw aan de lijn. Ik vraag haar: ‘Kan ik Wilfried even spreken?’ Zij antwoordt: ‘Wilfried is dood.’ Ik sta met mijn mond vol tanden. Na wat gestommel en gewauwel van mijn kant meldt de vriendelijke, Afrikaanse weduwe en moeder van zijn kinderen me dat ik de boeken gewoon mag houden. Dat zou Wilfried zelf wel oké gevonden hebben. Na nog wat gewauwel en gestommel van mijn kant wens ik haar het allerbeste. In het Engels heeft men daar een mooi woord voor: ‘flabbergasted’. Ooit raadde hij mij Arnon Grunberg aan, maar dat werd geen succes. Ik leende hem Richard Brautigan’s ‘So the wind won’t blow it all away. Dust, American dust.’ Dat ikzelf geweldig vind. Wilfried vond er geen zak aan. Mooi zo!
FREUNDLICHER
Ik meen mij te herinneren dat mijn moeder ooit een verhaaltje vertelde over een vakantie in haar jeugd. Ze was met haar ouders op reis in het Zwarte Woud. Haar vader reed met een VW Kever op de Schwardzwald Hochstrasse, een zogenaamde Kurvenreichenstrecke. Ze reden een heuvel op met hier en daar leuke panorama’s. Plots stopt mijn grootvader. Hij is angstig en durft niet meer vooruit of achteruit te rijden. Iedereen moet uitstappen en bidden, te beginnen met drie maal de akte van berouw en vier weesgegroetjes. Een Duitse jongeman die met een Opel en zijn lief ook de heuvel oprijdt heeft prijs. Hij wordt vriendelijk verzocht om met de VW Kever van de familie uit België tot op de top te rijden, rechtsomkeer te maken en de heuvel af te dalen met het Belgische gezelschap in de VW. Veilig beneden in het dal wordt de jongeman bedankt voor bewezen diensten en wordt er opnieuw gebeden. Mijn grootvader is nog steeds aan het bekomen van het voorval. Het lukt hem niet om geld in de parkeerautomaat te steken. Mijn moeder wil haar vader helpen, maar slaagt daar niet meteen in. Er duikt weer een Duitser op die hulpvaardig is. Hij zegt luidop en duidelijk articulerend tegen mijn moeder: ‘Seihen Sie etwas freundlicher!’ Het is mijn moeder altijd bijgebleven. Ik heb de anekdote meermaals weten vertellen door mijn moeder. Vaak nadat er enkele glazen witte wijn gedronken waren. De anekdote ‘J’aime tant les croquettes!’ behoort tot diezelfde categorie omdat er een soort van anderstalige leuze is ontstaan. Mijn jonge ouders zijn aanwezig op een chique diner. Rechts van mijn vader zit er een schatrijke, Franstalige barones die na het hoofdgerecht zonder te verpinken drie overgebleven kroketten in haar handtas stopt. Ze kijkt mijn verbaasde vader glimlachend aan en zegt vriendelijk: ‘J’ aime tant les croquettes!’ Over de kwaliteit van de rode wijn bestonden geen klachten.
VERANTWOORDING
Ik meen mij te herinneren dat achterin mijn eerste bundel er een toffe verantwoording stond. Ze ging als volgt:
Verantwoording
Het gedicht ‘Moeder had maar één long’ en ‘Reisplan naar de Franse Ardennen’ verschenen eerder in de Gedichten Gazet, nummer 3, 2027.
De verzen ‘Vrolijk Gefrustreerd’, ‘Ontboezemingen’ en ‘Dienstmededelingen over creatieve mensen’ stonden in het literair tijdschrift In Medias res, nummer 141, p.O, p.1 en p.4, en p.21.
De huichelende ezel publiceerde de gedichten ‘Is er in de Chaos veel lawaai?’ en ‘Talking Business’ in het nummer 7, april 2028.
De gedichten ‘Mijn Brein Had Een Verkoudheid’, ‘Beginnersfout’, ‘Bambi is een bofkont’ en ‘Is hij kunstenaar?’ ontstonden op basis van een residentieproject van café Den Boemel en de Ursula foundation for contemporary art in samenwerking met Universitair Centrum Sint-Jan van de Broeders Alexianen in Tienen.
Het gedicht ‘Handleiding bij het vinden van erogene zones’ verscheen eerder in de International Review of manuscript studies, nummer 9, 2026.
De gedichten ‘Ik heb prijs!’ en ‘Hoe Patje Baelus de dood vond.’ wonnen de eerste prijs van de Hendrik Prijs-prijs van de stad Sint-Truiden, 2026
Deze bundel ‘Moeilijk gaat ook, want er zijn herinneringsprotocollen en wanbeheerwerken’ was genomineerd voor de Kees Pudding prijs voor beste poëziedebuut in Noord-Brabant, Nederland, 2027
Dit boekje won de eerste prijs van het Vrije Denken van de West-Vlaamse ambtenaar en leraar Wiskunde, de Raymond Maeckelberghe Foundation, 2028
Tot zover.