Ik zag een Datsun staan in de Sylvain
Dupuislaan, voorbij het park waar Astrid
wacht. Hij staat daar maar, die Datsun
daar, leeg en wit tussen regens waar Astrid
zit. Op haar lippen liggen noten voor tokkelvingers
en mondmuziek. Van haar hiel schuift
een schoen en de bus stopt. Terminus
naar een andere kant want Astrid
lacht, zelfs geen tranen. Haar ogen zien
de binnenzon. Kom, stap in