ik was niet eens onderweg toen ik ze trof
die twee onlosmakelijke
metgezellen waanzin en de liefde
zonder laarzen
hand in hand bij het moeras
als dwaze wandelaars
sindsdien heb ik ze verloren
niet meer geteld
mijn gedachten zijn massaal
bij haar gebleven
mijn wankel hart
het vraagt
niet meer waarom
een hoofd twee lippen heeft
mijn tong
zij eet niet meer
is een gevangen slang die sprookjesgif
over haar lijfje kwijlt
ik herinner me nog
het begin
van het zinderen
die eerste illustere nachten
ik was jan terwijl de maan
bezaaid lag met rode
narcissen
op mijn slaap
kleefde een wang
die mij voor eeuwig
wakker hield
uit de reeks 'Majnun, het gebrabbel van een gek'