Mijn wereld kantelt als een zandkasteel
Ik adem zwaar en leef onder een sluier
Naast een krabbenmand met ijzeren klauw
ben ik tandenknarsend aan de ketting ingeslapen
Wanneer het opkomend water mijn dromen wakker spoelt
schrik ik van het duister en gooi het zanddeken van me af
De kracht van de stroming voert me mee naar de branding
Dat wild ding dat mijn ketens kapotslaat op de golfbreker
Alleen mijn lichaamsafdruk en de zilte zandsmaak blijven achter
waar de afgebotte scharen van de krabben zich verder slepen
tot mijn zandsculptuur bedolven onder de gretige golven
wazig wordt en opgaat in de schuimkoppen
van het wassende water