In de straat van een dichteres
zet ik een stoel
ik blijf staan bij het hart
het hare krijgt een hartmassage
er is geen water in overvloed
mijn mond steelt speeksel
en woorden uit de hare
maar we zien het als een lening
van schatten en juwelen
ik klap de stoel toe
tot een gebed het vouwen
van handgeklap dat heel traag
opstuift uit de open ramen
in de straat kwamen vogels samen