Het was in het bos. Ik floot gewoon. Omdat ik niet zingen kan. Er vlogen vogels rondom mij. Daar lag verloren tijd te rusten op het mos.
Ik liet voorzichtig los. Mijn hond daarna de tijd. Ik liep. Ik floot zo zacht ik kon. De stad stierf achter mij. Ik ging misschien vooruit.
Het was in het bos. Ik las de barsten in de schors. De bomen vroegen om geen lied. Ik liet mijn tong begaan, mijn voeten door een bocht.
Ik dacht. Ik mocht allicht. Alles vergeten. Hoe en waarom. Mijn hond. Hij zou het weten.
uit de reeks 'Kleinood'