‘Waarom beweegt het water?’ vroeg je me de eerste keer dat je het openbaar zwembad betrad. Je was een beetje bang voor dat doorzichtige wild. We stonden met ons tweeën aan de oevers van een overwinning. Je wreef met je grote teen als een schaatsenrijder over het oppervlak en keek verwonderd naar de cirkels die in het bad verschenen, je rilde, waarna je me overtuigd aankeek en als een druppel het water in sprong. Je armen vochten zich een weg, sloegen het water klap longs in stukken. Samen bleven we naar adem snakken onder het gegiechel van een snorkel. Opgewarmd maar uitgeput bleef je in mijn armen drijven.