Overal te gast, nooit ergens lang,
alsof je niet wil storen.
Vandaag verscholen in een ijsje,
bij een koolmees met zonnebloempit.
In het stromend lichaam van een zomers meisje.
Ook in zwaaiende bomen meen ik te weten,
gisteren nog rond een kaal gewassen steen,
maar met opperste zekerheid kan ik zeggen
daarnet nog in de plooi van haar linkerbeen.
De opdrachtgevers ken ik niet, zij liggen
languit in camouflage, elk moment een strategische hinderlaag,
waar zij met geduld listig pootje haken
samenzweren bij het zien van kinderslaap.
Toch is Liefde openhartig, zegt :
‘Wat trekken we vandaag eens aan?’
Maar waar ik duidelijk meende te zien
heb je vlug alle knopjes dicht gedaan.
Van nature discreet, streef je
toch naar uitwendigheid.
Je nam me meer dan eens te grazen
met je bekende voortreffelijkheid.