Er is het uitzicht vanop treinen:
het achterland van mooie gevels,
de poëzie van vuilnis en verval
en het belang van hoge heggen.
Dat kennen we.
Een beginnersrit.
Bushaltes daarentegen
bieden geen speling,
geen ruimte
voor verbeelding.
De zittende vrouw plooit zich
naar haar huid.
Een bruid
is zij nooit geweest
of toch
allang niet meer.
Tochtgaten zijn het,
waar verlangen vastvriest
aan een metalen bank.
Wachten heeft een gevoelstemperatuur.
Er wordt niet verder gekeken
dan tot aan de hoek
en dat is ver genoeg.
Er blijft altijd iets in aantocht.