Beste Joris
Die steen door mijn ruit was niet netjes. Dat je me de scherven zelf liet opruimen, was nog minder netjes. Van een welopgevoede jongen als jij verwacht ik excuses en een helpende hand. Wat zette je er toch toe aan om die steen bij me naar binnen te gooien? Je beseft waarschijnlijk niet eens wat je had kunnen aanrichten als hij tegen mijn hoofd was gevlogen. Een fragiel schedeltje als dat van mij heeft niet veel nodig. Dan zou ik nu naast onze Gaston liggen. Er is daar bij hem al een plekje voor mij gereserveerd. Wie weet was ik dan nu samen met mijn lief ventje rijstpap naar binnen aan het lepelen. Met een gouden lepeltje. Weet je waar ik het over heb? Of leert men de jeugd tegenwoordig niet meer hoe het er in onze schone hemel aan toe gaat?
Had je maar raak gegooid. Dan zou ik hier nu niet meer zitten. Eenzaam en alleen. Ik ben een verlepte krop sla. Niemand die me ooit water komt brengen. Dorst dat ik lijd. Maar ik drink niet. Jouw steen had er toch sneller een eind aan gemaakt. Je moet beter leren mikken.
De regen heeft het karton tegen de kapotte ruit helemaal wak gemaakt. Ik heb geen ander karton meer liggen. Kom je dat vervangen? Je bent toch zo’n lieve jongen. Ik geef je een centje. Dat heeft de jeugd graag.
Yvette de buurvrouw