we springen van motor naar wagen naar auto.
handjes laten glijden, niet knijpen in het stuur.
hoe zien we straks de koele kikker onder ogen?
waar is de kop? moeilijk uit te maken
in het tegenlicht of de wind in vlaggen
zit. een tweede waaier is verscholen.
je ziet de oorlog richting bos ontstaan.
god is vooraan gezien maar weer gegrepen.
hij gaat wat lager zitten, snakt naar laatste
avondmaal, hij buigt en schudt. gedaver.
wat heb je over na het feest? beton
is opgebroken, de spoorweg moet gekruist.
geslagen tast ik naar een arm om weg te komen.
onbegonnen werk. we vallen stil,
hebben water in de veldslag nodig.