Hoe werd dan Justitia een ruiter?
Een bloederige amazone
Waarbij elke galopslag een kanonschot,
een kogel, een bom weerklinkt
Nu ben ik verdord
Mijn wortels breken
Justitia werd Bellum
Raast lustig voort in een wereld
voor wervelwinden
Verstoort zij elk rustig oord
Niet langer aanbid ik haar
Zijn wij onlosmakelijk met
elkaar verbonden
Nee, ik vrees haar
Deze nieuwe godheid verdrijft mij
Onaantastbaar onbereikbaar
Altijd aanwezig
Verminkt, gemarteld, misbruikt
Voor eeuwig gevangen
op een piëdestal
Sommige muzen zijn barmhartig
De meesten verblinden
Ook Bellum leeft in duisternis
Een slachtoffer van haar eigen kracht
Vernederd tot een geketend excuus
‘Het is toch allemaal haar eigen schuld’
Verkondigde de wereld
‘Verleidster, mannen zo misleiden
Bedriegen met waanbeelden
Over rechtvaardigheid’
Brulden de leiders
Ze staken elkaar met de scherpe randen
Die hun poorten sierden
Vervloekten de aarde waaruit de ander
Ontsprong en bloeide
Miscommunicatie was zijn bedrog
Hij wou nooit waarheid
Slechts bevestiging
Hij vergiftigde haar
Wierp wrok in haar eten
Mengde haat in haar drank
Kerfde machtslust in haar huid
Want hij hield van haar
Adoreerde Bellum, niet Justitia
Net als vele
daaropvolgende nachtmerries
Heersers en krijgsleiders
Kijk, mijn hart!
Naar de vlammenzee voor jou gesticht
Warm jezelf aan dit heerlijke haardvuur
We zullen hun herinneringen
als stookhout gebruiken
Onze woede als ember
Aanschouw, mijn schat
Het puin dat de steden siert
Hoor, mijn muze
Het lijden van de ander, de vijand
En hun onwaardige nageslacht
De pijn in hun klaagzang
De disharmonie van hun schreeuwen
Voel, mijn alles
Het niemandsland waar
wanhoop regeert
Jouw thuishaven, venijnige heimat
Hier groeit enkel verdriet en victorie
Adem in
Ruik het verderf
De lucht versombert
Grijs geverfd
Waarom huil je, mijn lieveling?
Je zegeviert
Deze lijken
Omhulsels van vervlogen leven
Noodzakelijke stapstenen
Voor ons paleis
Maar deze mannen ze zagen niet de kooi
van hun eigen maak
De sleutel ver buiten bereik van
eender die wou ontsnappen
Deze kannibalistische cyclus
waarin ze zichzelf verstikten
Ouroboros, de mensheid
vreet zichzelf op
Haar minnaars herschiepen haar
van Bellum naar Bella want
Bij een heel klein beetje oorlog
is het nooit gebleven
Ze wou nooit een ruiter zijn
Haar voeten droegen de destructie
gewoon niet snel genoeg
Alleen kon ze het gewicht van
sterrenkinderen niet meer dragen
Ze wou nooit een ruiter zijn
Hoewel de dood en haar
vaalgele companion
Steeds vaker meereisde als gezel
Ze wou nooit een ruiter zijn
Tot een van de mannen
Een vuurrood paard schonk om
land en tijd af te reizen
Ze wou nooit een ruiter zijn
Met de schaarste kwam
De honger en het zwarte paard
Dat hen schaduwde
Vel over been
Een huiden zeil gespannen
Ribben en botten scherp uitstekend
In het onlevend vel
Sindsdien dwaalden ze in driespan
Met de oorlog kwam de honger
Met de honger kwam de dood
Fames besteeg het zwarte ros
Gescheurde gewaden bedekten
Hun ranke vorm
Ingevallen kaken
Verzakte ogen in donkere kassen
Fames ruilde met het volk
Een vergift
Na verwoesting een tweede kans
Of poging tot sterven
Na de oorlog is je eigen lijf
Je ergste belager
Het vuur der steden brandt
Nu in hun maag
Kronkelend voeden ze zich
Op een dieet van assen
En verval
Een onverzadigbare holte die zichzelf verteert
Het zwarte gat
de alleseter
Tot er van je vet, je vlees,
Je spieren en je botten
Niks overblijft
Tot genadig die laatste ruiter
uit de grond rijst
De bodem breekt zilver
Wanneer de mollenfeesten worden
onderbroken voor dit hoogstaand
bezoek, een royale visite
Ontrol het perkament voor de hoogste
En de laagste godheid
Het finale besluit
Kind van de nacht
Kind van het duister
Brenger van de laatste zonnewende
De eeuwige slaap dromenloze roes
Een gezichtloos geraamte bedekt
In stil satijn
Toch in deze gedaante zul je
Een evenbeeld herkennen
Een warme glimlach, zachte ogen
Een fluwelen hand die je geruststelt
Naar je toe reikt met de belofte op
het einde van het einde
Een laatste omhelzing die
Wijl gestrand zet op de oevers
Van de Styx
Begrijpen jullie het nu?
In oorlog zijn er geen winnaars
Enkel orders en slachtoffers
Is dit hoe je de dood wilt ontmoeten?
Wanneer Mors de sluier opheft en
Jouw botten verpulverd zijn tot
Kerfstokken zijn vol wandaden
Slaap je goed?
Terwijl honger heerst onder
jouw ivoren toren
Een kind verdwaalt in
een labyrint van steen
Maar in dit verhaal is Minotaurus
Een ander soort monster
Uiteindelijk zijn alle
Monsters menselijk
In ons bestaan is er niks menselijker
dan moord
Onze zonden zijn niet dierlijk
Dieren doden niet voor sport
De gebroken leegte
Een met gal gevuld tranendal
Nee, dit gruwelspektakel
Dat elke avond
onze nieuwsberichten overspoelt
Die walgelijke eer hebben we
Volledig aan onszelf te danken
Homo sapiens
Toppunt van aardse evolutie