Een slome slok.
Beelden van je leven glijden door je keel
in een vreemd bed. Daarrond een erehaag
van de belangrijkste mensen.
Vochtige wangen waarin je nog geknepen hebt.
Tranen rollen voor jou een rode loper uit,
je hand wordt beurtelings toegedekt.
Misschien is alles wel gezegd
lees ik in je ogen. In de gang loopt je tijd,
zijn genadeloze tred sterft weg.
Ik hoor het tochten in jou.