‘Fermi, waarom zo’n ijver?’
Komedie op de keien. Een milde dageraad voor Nihongu.
Blank staal schroeft door de dampkring; de zenit schittert een laatste keer in onschuld. Tienduizenden harten kloppen vol toekomst in de houten barakken onder ’t pastelblauwe baldakijn. – Een korf van formules maakt zijn duik.
Minder dan een tel, te kort voor een zucht. De hel barst open met een metalen schreeuw. Vuurwerk tot in de hemel; de wereld staat in brand. Alle schoonheid lost op in de vlam. De zuidelijke bergen verschroeien in een witte flits. – Verpulverde glimlachen waaien vereeuwigd langs de zetmeelzilveren treden van het landschap. Voortaan grijnst de drakenlucht de stedelingen moordend toe.
’t Was toch maar een kleine jongen? – Een bui van Akira.