# SCENE 1
VERTELLER: HET WAS EEN DONKERE DECEMBERAVOND. JEZUS WAS NET GEBOREN EN DE DRIE KONINGEN KWAMEN AANKLOPPEN, ZEIDEN "WE HEBBEN EEN PAKKETJE VOOR EEN ZEKERE JEZUS" EN TRAPTEN HET TOEN WEER AF. JOZEF WAS DE KONINGEN UIT AAN HET WUIVEN EN MARIA VOEDDE HET HEILIG KIND. THANS, DAT PROBEERDE ZE.
JEZUS: MENS, JE ZIET TOCH DAT IK GENOEG HEB!
MARIA: JOZEF ZEI DAT JE GOED MOEST ETEN.
JEZUS: DAT BESLIS IK WEL. HAAL DIE TIET NU MAAR WEG.
MARIA: MAG IK JE VASTHOUDEN?
JEZUS: NEE.
MARIA: WIL JE EEN DEKENTJE?
JEZUS: IS HET SATIJN? ANDERS NIET.
MARIA: IK KAN JE DICHTER BIJ HET VUUR ZETTEN.
JEZUS: NEE DANKJEWEL. DE HEILIGE GEEST ZAL ME WEL WARM HOUDEN. WAAR IS DIE OUWE NU? TOCH NIET MET- HEY! DA ZIJN WEL MIJN CADEAUS!
MARIA: KIND TOCH, JE MAG WEL RESPECT TONEN!
JEZUS: PARDON? IK BEN DE ZOON VAN GOD, TOON MIJ MAAR WAT RESPECT, ALS JE NAAR DE HEMEL WIL.
MARIA: *HUILT*
#SCENE 2
VERTELLER: EEN VERWAANDE JEZUS LIET MARIA WENEN, EN ALGAUW KWAM JOZEF BINNENGEWANDELD MET ZO ZIJN EIGEN PROBLEMEN.
JOZEF: O MARIA, WAAROM WEENT GIJ? EN BELANGRIJKER, WAT IN DAVID'S NAAM IS MIRRE EIGENLIJK?
MARIA: GEEN IDEE, ZET HET MAAR MET DE ANDERE GIFTEN LANGS HET ZOUT.
JOZEF: EN WAAR STAAT DIE?
MIARIA: LANGS DE LAMSBOUTEN.
JOZEF: EN WAAR STAAN DIE?
JEZUS: KOMT HIJ TOCH NOG OPDAGEN, DE FARIZEEËR. DOE DE DEUR DICHT, JE BENT TOCH NIET IN EEN KERK GEBOREN?
JOZEF: EXCUSEER MIJ, O HEILIG ROTKIND.
JEZUS: AH, GAAN WE ZO BEGINNEN?
VERTELLER: OP DAT MOMENT KWAM ER EEN ENGEL TEVOORSCHIJN. ZO UIT HET NIETS.
ENGEL: MANNEKES!
JOZEF: WIE IS DAT NU WEER? NOG ÉÉN ONUITGENODIGDE BEZOEKER, EN IK STAMP IEDEREEN MET ZIJN KLIKKEN EN KLAKKEN BUITEN. EN WAAR STAAN DIE VERDOMDE LAMSBOUTEN NU?
ENGEL: DAAR! NAAST HET BLOEM. ZAL IK HET WEL MET EEN VINGERKNIP OP ZIJN PLAATS TOVEREN. MAAR NU BELANGRIJKER DINGEN. GOD IS AL DIEP TELEURGESTELD IN JOU, JEZUS. JE MOET HET GOEDE VOORBEELD GEVEN, NIET EEN TRUT UIT MY SWEET SIXTEEN UITHANGEN.
JEZUS: WAAROM LAAT GOD ME GEBOREN WORDEN IN EEN STAL BIJ DIE TWEE FIGUREN? EN WAAROM KAN IK NIET MEE MET DE DRIE KONINGEN? DAT ZOU EEN RELIGIE STARTEN VEEL GEMAKKELIJKER MAKEN.
ENGEL: WELKE DRIE KONINGEN? DIE MOET IK NET GEMIST HEBBEN.
JOZEF: DIE MET HUN.. GAARNE ZOU IK HUN BESCHRIJVEN, MAAR IK BEN BANG DAT IK RACISTISCH OVERKOM.
JEZUS: ZWIJG DAN MAAR.
ENGEL: IK ZAG ALLEEN MAAR DRIE VERKLEDE KINDEREN.
JEZUS: WAAROM HEBBEN ZE DAN GOUD, WIEROOK EN MIRRE MEEGEBRACHT?
ENGEL: OH NEE..
VERTELLER: ER WERD OP DE DEUR GEKLOPT EN EEN ROMEINSE SOLDAAT KWAM BINNENGEMARCHEERD.
JOZEF: NOG IEMAND? NU IS HET GENOEG GEWEEST!
VERTELLER: JOZEF GING MET EEN GEHEVEN BORSTEL RICHTING DE ROMEIN MAAR DE DIE TROK ZIJN ZWAARD. JOZEF BEGON SPONTAAN DE VLOER TE BOENEN EN FLOOT EEN DEUNTJE.
ROMEIN: HEEFT IEMAND HIER MIJN GOUD, WIEROOK EN MIRRE GEZIEN? DRIE KINDEREN HADDEN HET GESTOLEN EN IK ZAG ZE NAAR HIER LOPEN.
MARIA: DAT LIGT NAAST HET BLOEM. JOZEF, HAAL HET EENS.
JOZEF: VERDOMME!
ENGEL: OEI, DIE KOMT DRIEËNDERTIG JAAR TE VROEG.
JEZUS: HELA! IK HEB DIE CADEAUS WEL GEKREGEN, ZE ZIJN VAN MIJ.
ROMEIN: NU TERUGGEVEN, OF IK MAAK HIER IEDEREEN KAPOT!
JEZUS: DOE DIE ANDERE MAAR KAPOT, EN BRENG ME NAAR JE LEIDER. IK BEN NAMELIJK DE ZOON VAN GOD.
MARIA: NEE, NEEM HET KIND MAAR MEE, SAMEN MET JE SPULLEN. IK HEB VAN BEIDE GENOEG. HAD IK MAAR EEN DOCHTER GEKREGEN.
JOZEF: WAAR LIGT HET BLOEM OOK ALWEER?
ENGEL: EN NU IS HET GENOEG! IK KIJK ROND EN IK ZIE GEEN FAMILIE. IK ZIE GEEN GROEP MENSEN DAT ELKAAR STEUNT EN IN ELKAAR GELOOFT. IK ZIE EEN GROEP LUILAKKEN EN VERWENDE KINDEREN DAT VECHTEN. EN VOOR WAT? IK BEN DIEP TELEURGESTELD IN JULLIE. GOD IS DIEP TELEURGESTELD IN JULLIE. CIAOKES BYEKES!
#SCENE 3
VERTELLER: ALLES WERD DONKER. EN TOEN JOZEF, MARIA EN JEZUS WEER WAKKER WERDEN, WAREN DE ENGEL EN DE ROMEIN VERDWENEN. NET ALS DE CADEAUS. NET ALS DE SOEP LANGS HET ZOUT.
JEZUS: DAAR ZIJN WE DAN; GEEN HEMEL, GEEN CADEAUS, NIET GEZEGEND MAAR OPGESCHEEPT MET ELKAAR.
MARIA: ZELFS DE SOEP IS WEG. HET IS ALLEMAAL MIJN SCHULD.
JOZEF: ALS IK NU WIST WAAR HET ZOUT LAG WAS DIT NOOIT GEBEURD.
JEZUS: NEE, HET IS EIGENLIJK MIJN SCHULD. ALS IK NIET ZO VERWAAND WAS GEWEEST..
VERTELLER: EN TOEN JEZUS DIE WOORDEN ZEI, KLIKTE ER IETS IN ZIJN HOOFD. HIJ WIST WAT HIJ OP AARDE DEED. EEN AARDIGE PRESTATIE, ZO EEN MOEILIJKE VRAAG AL OP JE GEBOORTE KUNNEN ANTWOORDEN. DE SPIRITUELE DOORBRAAK WAS HET EQUIVALENT VAN TIEN ZELFHULPBOEKEN EN EEN FOLDER OVER IKIGAI TOEPASSEN.
JEZUS: HOE KAN IK HET TERUG GOED MAKEN?
VERTELLER: TOEN BEDACHT MARIA DAT ZE DE ZOON VAN GOD HAD GEBAARD. EN DAT HIJ NAAR DE WERELD GESTUURD WAS, NIET OM TE LEIDEN, MAAR OM TE DIENEN.
MARIA: JOZEF HEEFT ARTROSE, KUN JE HEM NIET GENEZEN?
JEZUS: IK ZAL BIDDEN VOOR HEM.
MARIA: EN IK HEB LAST VAN HAARUITVAL.
JEZUS: GEEN ZORGEN DUTSKE, KOMT GOED.
MARIA: EN DE EZEL, HIJ MANKT TEGENWOORDIG ZO ERG.
JEZUS: ZEG, NU NIET GAAN OVERDRIJVEN! STRAKS MOET IK JE WATER NOG IN WIJN VERANDEREN!
VERTELLER: JOZEF HAD DIE AVOND GEEN REVELATIE. ACH JA, DAAR HAD HIJ ZIJN THERAPEUT VOOR.
VERTELLER: EN ZO GESCHIEDDE HET. ALLE DRIE BELOOFDEN ZE SAMEN TE WERKEN. JEZUS WERD NEDERIG, MARIA NAM ALLES WAT MINDER PERSOONLIJK EN JOZEF LEERDE VERDER KIJKEN DAN ZIJN NEUS LANG WAS. TOEN ZE DE VOLGENDE OCHTEND WAKKER WERDEN EN JOZEF ZIJN SCHOENEN AAN WOU DOEN, VOELDE HIJ DAT ER IETS IN ZAT.
JOZEF: WAT IS DAT NU WEER?
VERTELLER: DE HEILIGE GEEST HAD EEN CADEAU GEZET IN ELK VAN HUN SCHOENEN. BIJ MARIA ZAT GOUD, BIJ JOZEF WIEROOK EN IN HET KLEINE SCHOENTJE VAN JEZUS ZAT DE MIRRE.
MARIA: WE HEBBEN ONZE CADEAUS TERUG!
JEZUS: NOG BETER, WE HEBBEN ELKAAR TERUG. JOZEF, ZET DIE CADEAUS MAAR LANGS HET BROOD!
VERTELLER: EINDE