het kind kwam ooit door het kanaal
naar buiten, zoog gulzig lucht naar binnen
en wiebelde op een melodie, liet zich
wiegen bij het lied van de moskee
en de wapendracht telt geen negen manen
het kind zocht onderdak bij afval, in kelders
kropen mensen bij ratten, ze voedden zich
met mondjesmaat het matige, met het stille,
om terug te keren naar dat wat verdoofd in
het oor, Aleppo sterft niet eens elders
en de wapendracht telt geen negen manen
het kind is handig voor zijn tijd, heeft haargroei
op de stembanden en de kanteling van de ziel,
ziet de moeders vuil uit rokken scheuren,
bloed mengt zich met brood en losgebeten
tanden, het kind omvat de flarden pijn