Achter deur zeven
zitten de doden gepropt in
een sporttas onder bed
Op de muur schimmel
die binnentrekt
zonder sleutel
Aan een kabouterraam
een jaloezie die licht
fileert als vis
In de cel stinkt het
naar uitwerpselen en pis
geur mag niet luchten
D. pakt zijn schrijfblok
hij scheurt een leeg vel af
denkt aan de sneeuw
die wacht op de stappen
van zijn rubberen laarzen
in het stille bos
brief aan slachtoffers
zijn berouw wil naar buiten
met of zonder enkelband