Overal ter wereld doen mensen elkaar de duvel aan. Als het er om gaat een ander te treiteren kent onze creativiteit geen grenzen. Ook hier in het hart van Vlaanderen, in het dorpje B., in de fermette net buiten de dorpskern waar Danny en Frieda woonden.
Danny had altijd het hoge woord gevoerd. Zijn woordenschat bestond vooral uit scheldwoorden. Als het moest dan brulde hij. Zijn wil was wet. Frieda mocht enkel spreken wanneer hij dat uitdrukkelijk toeliet. Deemoedig schikte ze zich in haar rol van huisslavin. Ze kende het klappen van de riem. Brutus, de hond stond nog net iets lager op de ladder, maar het scheelde niet veel. Slaag kregen ze allebei, voortdurende verwijten ook, maar de hond kreeg als laatste te eten. Eerst vulde Danny zijn dikke buik. Hij deed dat in de zetel voor televisie met een glas bier erbij terwijl Frieda zich weer in de keuken terugtrok en Brutus op een paar meter afstand likkebaardend lag toe te kijken. Als het eten naar zijn zin was, bleef Danny schransen tot alles op was. Voor de hond liet hij hoogstens een botje of een stukje vel over. Als het hem niet smaakte, bleef er genoeg over voor zijn vrouw, maar dan moest het wel vaak uit de vuilnisbak opgevist worden. Eén keer per week, op zondag, maakte ze kip met champignonsaus en kroketjes klaar. Dat vond hij hemels. Er bleef niets voor haar over. Maar de hond kon zijn geluk niet op als hij het karkas kreeg voorgezet en haar man was een paar uur lang in een goede bui. Op zondag kreeg ze nooit slaag voor zes uur 's avonds.
Danny speelde zijn dominante positie in het nest kwijt toen hij op een vrijdagavond in beschonken toestand een driedubbele koprol met de wagen maakte en in een rolstoel terecht kwam. Zijn hersenen kregen een lelijke deuk te verwerken, die hem niet alleen tot aan zijn nek verlamde, maar hem ook zijn vermogen om te spreken ontnam.
Aanvankelijk ging Frieda zich nog meer uitsloven dan voorheen. Ze waste hem dagelijks, voerde hem geduldig zijn lievelingskostjes, duwde zijn rolstoel door de straat terwijl ze Brutus uitliet. Nooit gaf hij een teken van waardering. Zelfs nu hij haar niet meer kon slaan of uitschelden, bleef hij haar met zijn ijskoude blik voortdurend op haar waardeloosheid wijzen.
Geleidelijk aan begreep Frieda dat ze niet langer bang hoefde te zijn. Haar man, haar beul, haar bullebak was niet meer. In diens plaats zat daar een weerloos wezen dat voor zijn overleven volledig van haar afhankelijk was. Hun wereld had zich omgekeerd. Boven was onder en onder was boven geworden.
Hij kreeg enkel nog witloofsoep te eten die hij met een plastic rietje moest opslurpen. Hij vermagerde snel, maar dat kon hij wel hebben. Frieda genoot ervan om haar man langzaam te zien verdwijnen voor haar ogen. Ze waste hem niet meer. Als hij begon te stinken zette ze hem in de tuin. Om de paar dagen rolde ze hem door het gras en spoot hem af met de tuinslang. Hij was zich ten volle bewust van wat er gebeurde. Dat kon ze zien aan de machteloze woede in zijn ogen wanneer ze zijn ellendige lot bespotte.
Op zondag bereikte haar sadisme zijn hoogtepunt. Dan zette ze hem in de keuken en maakte kip met champignonsaus en kroketjes klaar. Terwijl de kip in de oven lag te garen en het frituurvet pruttelend op temperatuur kwam, ging ze de tafel dekken voor zichzelf. Hem liet ze zitten, gevangen in het aroma van zijn lievelingsgerecht. Een straaltje speeksel op zijn kin. Hopeloze hunker in zijn ogen. Daarna moest hij toekijken hoe ze de kip voor zijn ogen opat. Meer nog dan van het heerlijke feestmaal genoot Frieda van de onmacht van haar man.
Op de zesde zondag ging het mis. Frieda zat Danny te treiteren. Ze hield hem kroketten en stukjes vlees voor. Bracht ze tot vlak bij zijn mond. Wanneer hij probeerde te happen, trok ze de vork schaterlachend terug. Dolle, wreedaardige pret. Plots stokte het lachsalvo. Ze greep met beide handen naar haar keel. Ze probeerde te kokhalzen. Een minuscuul botje was vastgeraakt in haar keel. Ze was aan het stikken. Wild om zich heen zwaaiend viel ze op de grond. Danny glimlachte. Terwijl zijn vrouw schokkend lag te sterven op de vloer, hield hij zijn ogen op het bord voor hem gericht. In gedachten liet hij zich voorover vallen met zijn gezicht in het bord, om het als een varken leeg te schrokken en schoon te likken. Maar zijn lichaam verroerde niet.
Toen sprong Brutus op tafel. Triomfantelijk snoof hij de geur van de kip op voor hij zich op het bord stortte.
20-21/09/'17