wandelingen huisdierengemor drie
meeuwen verlangen cirkelen ze hangen
rond de vuilnisbak er is een potvis
aangespoeld het ongeluk in zeven talen
doch de stank hij is niet van de dood
slechts van het stervend vlees
een viswinkel jawel ik ruik het
Venus' mosseltje en dat er in
die schelpen oesters geen
geborgenheid verborgen zit
troebel stillestaand het water
lauw weemoedig de gezangen
van de zeemeerminnen zij die
alles weten wat de dieperik betreft
daar wachten ze de weekdiertjes
op vloed op voer en straks in overvloed
die warme stroom de golven
leven doorgaans kort ze voelen
zich nooit eenzaam grote komen
altijd in een reeks van drie
de kleinere die weten dat men soms
oneindig lang kan wachten
op de dijk is er een etalage maar helaas
geen rood geen lichtgeknipper
ook niet onze lieve vrouw maar wel een
varkentje van marsepein het huilt
misschien zijn de amandelen
het kindje beetje ziek ik ook mijn balletjes
een beetje vol gezwollen daar die
tippelende duiven krijgen weer
de kruimels van de mensen want zij
hebben iets met post dat thuisgevoel
of het vermogen niet verdwaald te zijn
ik wil het mijn mannenslib chot straks
spuit ik er eentje vol een leeggelopen
achterhaventje waarin het plakkerige
plankton zich verdrinken wil secondenlang
vergeten zal ik niet de rode zak
zit vol met berenklauw papaverzaden
voor het binnenland misschien een tuin
met veel kadavers doch ik zweer dat niets
van al het kleverige kruit
verloren gaat de onbeschreven driften
zal ik sparen voor de brievenbus die leeg
aan de ingang van het kerkhof staat
uit de reeks 'Hormonoloog'