Antwerpen Station. Zoele zomeravond. Een moeder en twee kinderen. Jongen van zes, meisje van drie. Dagje uit geweest. Over en nu helemaal uit. De moeder is afgepeigerd. Haar haar zwiert in vochtige klissen voor haar gezicht, losgeraakt uit een paardenstaart. Er is de buggy waaraan plastic draagtassen hangen in bonte kleuren. Daaruit puilen schepjes, emmertjes, een gids van de Zoo, warme truien. Die zijn in de tas kunnen blijven. Het is zelfs nu, op dit late uur, nog warm.
Het donkert al, het loopt tegen tienen. Best láát, voor twee zulke jonge kinderen. Maar ze zijn nog in vakantiemodus, dat zie je zo, energie zat. Ze rennen heen en weer over het perron, roepen en ruziën. Enkele reizigers kijken geïrriteerd. Zelf hou ik angstvallig de rand van het perron in de gaten. Zou dat mens niet beter opletten in plaats van te sms’en? Driftig tikt haar duim op het kleine scherm. Af en toe – verzonden – kijkt ze even op. ‘Ga zitten! Wees rustig, Ruud. Zet Anika in die buggy.’
Dan biept er weer een antwoord en wordt ze helemaal opgeslorpt door belangrijker bezigheden. Tik-tik-tik. Tjak-tjak-tjak. Dubbediedubbediedub. En weg. Wéér verzonden.
‘Anika!’ Ze graait het meisje bij de arm en zwiert haar in de buggy. Het kind gilt het uit, begint luidkeels te jammeren. Ruud krijgt een draai rond zijn oren. ‘Hier blijven! Let op je zusje, zorg dat ze stil is!’
En dan moet ze weer sms’en. Een zaak van leven en dood.
Zusje gaat vervaarlijk wiebelend rechtstaan in de wandelwagen. Ze kan met haar hand net bij de richel van het wachthuisje en glijdt hierover heen en weer. Wat een schatten vindt ze: snoepwikkels, koekpapiertjes en vooral veel vuil. Haar handen zijn nu roetzwart, ze veegt ermee over haar betraand gezicht. Broer schiet in de lach om haar vuile snoet. De moeder glimlacht zonder op te kijken, blij met het positief gevolg van haar ingrijpen.
‘Mama, ik heb honger, mogen we chips?’ Ruud vist een familieverpakking paprika uit één van de draagtassen. Je moet het ijzer smeden als het heet is.
Typeti-typeti-typtyp. Het blijft een zaak van leven of dood.
‘Mogen we, mamsie?’ Luider.
‘Uhuh.’ Mamsie knikt en typt verder.
Twee paar vuile handen verdwijnen in de chipszak. ‘Niet zo veel Anika, laat ook wat voor mij.’ Ruud trekt iets te hevig aan de zak en het hele zootje valt op de grond. Annika wil het op een brullen zetten, maar Ruud, sneller dan snel, legt zijn vinger op de lippen: ‘Sssjt.’ Met een steelse blik naar sms-mama, graait hij met twee handen zoveel mogelijk chips van het vuile perron en propt dat in de zak terug.
Verzenden.
Mama, gealarmeerd door de eendrachtige stilte, kijkt op naar haar voorbeeldige kroost.
‘Lieve help, wat zien jullie eruit’, schiet ze in de lach. ‘Geef mij ook maar een chipske.’