We moeten nog ver klimmen, zie ik als ik naar boven kijk. Het zweet op mijn voorhoofd en de krampen in mijn benen vertellen mij dat ik meer had moeten oefenen. Frederik hangt onder mij, voor hem is dit de eerste keer op een grote berg. Sam en Veerle zijn al bijna op de top, het was hun idee om deze vakantie opnieuw te klimmen, zoals vorig jaar. De stilte onder mij baart mij zorgen.
‘Alles in orde, Frederik?’ roep ik naar beneden.
‘Ja hoor, Erika,’ klinkt het, veel stiller. Ik hoor zijn pikkel steeds weer in de bergwand slaan, minder snel dan mijn tempo. Na een paar keer beslis ik ook minder snel te gaan, om Frederik niet achter te laten, maar ook om mijn benen meer rust te gunnen. Boven mij zie ik alleen nog de voeten van Sam en Veerle, de bergwand gaat steeds minder steil, nog even volhouden. Ze roepen iets naar beneden, klinken enthousiast. Ik versta er niets van en roep: ‘Wat zeggen jullie?’
‘We zijn er!’ herhalen ze tegelijk. Ik roep een zwakke ‘Super!’ terug terwijl ik afzie met de laatste loodjes. Frederik is intussen iets dichter geraakt, we klimmen aan hetzelfde tempo verder.
‘Wij zijn er ook bijna,’ zeg ik, om hem moed in te spreken.
‘Goed, ik kan niet wachten op de echo die Sam heeft beloofd.’ Dat is waar, Sam beloofde hem de heftigste echo die hij ooit al gehoord had, het zou niets zijn vergeleken met de echo op de kleinere bergen. Na een minuut of vier – de langste minuten, naar mijn gevoel – halen wij ook de top. Sam en Veerle zitten in kleermakerszit te wachten en iets te eten.
‘Smakelijk,’ zeg ik, uitgeput.
‘Dankjewel, en proficiat, jullie hebben dat goed gedaan,’ zegt Sam. Ik glimlach, Frederik ademt hardop, hij heeft het even gehad met al dat klimmen. Sam en Veerle staan op en wachten tot we bij hen zijn.
‘Kom, we gaan naar die rand, daar hoor je de echo het beste,’ zegt Sam, wijzend naar rechts. We lopen samen naar het panorama van bergtoppen en kijken rond.
‘Hallo!’ roept Sam naar de andere bergen. Hij krijgt meermaals antwoord van zichzelf, tot zijn stem stiller en stiller wordt en verdwijnt. Frederik roept hetzelfde, hij luistert gretig naar de luide echo van zijn stem. Ze geven elkaar een high five, Sam had gelijk, ik zie het Frederik zo denken.
‘Ze lijken wel twee jongens van twaalf,’ zegt Veerle geamuseerd. Ik knik, het is echt zo. Voor ons is dit niet de eerste keer op deze berg, we kennen hem al, net als de echo. Maar het was opnieuw de moeite waard om zo hoog te klimmen, alleen al voor het zicht. Ik denk dat Frederik de volgende keer wat sneller zal zijn. Nee, daar ben ik zeker van.