nu hij op de weegschaal weer hetzelfde cijfer lezen kan als in zijn puberteit
vellen koorts gezwollen lymfeklieren lome tellen deze dichter niet
dus ziek van Pfeiffer kan hij louter metaforisch zijn
zijn stamvirus tiert al sinds zijn tienerjaren
en steekt zijn kop om de twee drie dagen op
ongedurig is hij dan
de geur van lathyrus en van rozen maakt hem nukkig rusteloos
eens de spanning afgetrokken hervat de cyclus hard
contact met vrouwen eist beschaving
'knuffelziek' en 'onbehouwen' schrapt hij
geuzennaam is melancholicus