in kolkstad zijn gezichten schuw
in kolkstad namen vlees
in kolkstad lonkt vaart om elke hoek
wij woelen 's nachts in kleine bedden
slingeren door zwarte straten langs waterweg
met windmolentjes, bijten in de elektrische leeuwenstaart
kolkstad gromt om kaalkap, wij cirkelen rond
op rubberlianen tussen trams en bussen opgejaagd
door een zweep van nijlpaardenhuid
er wacht verbranding met gom
kinderen zeggen olifanten stofzuigen de straten
wij worden zeesneeuw, na de extravaganza
spiralen van wrede stilte, omgekeerde verrekijkers
de aarde strand, huidhonger wordt huidhekel
in de verte graaft de rivier een vallei uit
verdwijnt met ons in haar wilde schoot