tussen mijn schouderbladen
woont een vogel
die af en toe ontwaakt
en haar vleugels traag openslaat
dat is
als de structuur
niet te dicht is
als mijn botten
haar niet omklemmen
als ze niet vast zit
in de olie van mijn denken
maar als de wind door me blaast
dan tilt ze me op
en zweven we vederlicht
in durvende dromen hogerop
tot een icarus complex
in haastige reflex
vogel’s vleugels snoeit
en ik terug door mijn verleden ben geboeid