Later verneem ik dat je in het Frans de ‘f’ niet uitspreekt in de plaatsnaam Neufchâteau, net zoals de twee ‘l’-en in ‘fille’ als een ‘j’ klinken. Ik heb me online ingeschreven voor een tiendaagse yogastage in de Belgische Ardennen. De jongedame achter het tafeltje met geplastificeerd bloemetjesdoek zorgt voor de ontvangst van de deelnemers. Ik spreek haar in mijn beste Frans aan, zeg dat ik haar ‘une belle fielle’ vind en blij ben eindelijk vanuit het verre Nederland in ‘NeuFsjatoo’ te zijn aangekomen. Ze lacht beminnelijk. In een onberispelijk Nederlands heet ze mij hartelijk welkom.
Tijdens hetzelfde ‘later’ leert de jonge vrouw mij ook dat de ordinaire zeiltjes op de tafeltjes in de taal van Molière ‘toiles cirées’ worden genoemd. Dankzij haar, breid ik dagelijks mijn ‘vocabulaire’ uit. Naast yoga zijn er allerlei andere activiteiten. Zij neemt de relaxatiesessies voor haar rekening. Dat doet ze simultaan in het Frans en het Nederlands, waardoor ik al snel de delen van mijn lichaam in de Franse taal aanleer. Nooit werd ik zo bevangen door een stem, die bij mij binnendringt van het topje van mijn tenen tot de ultieme zucht bij de ademhalingscontrole. Telkens een gelegenheid zich voordoet, zoeken wij spontaan elkaars gezelschap op. Tijdens boswandelingen loopt de een achter de ander. Bij de maaltijden zit ik tegenover haar. Als de groep bij het uitdoven van het kampvuur naar binnen gaat, zijn wij de laatsten om elkaar een goede nachtrust te wensen.
Ik besef dat ik mij nog nooit zo goed heb gevoeld in het gezelschap van iemand. Bij mijn boeking van de stage las ik dat Yoga het openen is van je hart, dat het verblijf een ontdekking of herontdekking is van stukken van jezelf. Het klopt. Ik voel het in de groep, maar sterker nog als ik in haar gezelschap vertoef. Na enkele dagen besef ik dat ik hopeloos verliefd ben, maar mag ik mij opdringen aan dit jonge leven? Meer dan eens beantwoordt ze mijn blikken, bij de minste subtiele aanraking gaat een siddering door mijn lijf. Ik voel dat de wederzijdse genegenheid groeit bij elk samenzijn.
De tijd haalt het op mijn verzuchtingen en het einde van de stage is nakend. Ik heb het niet aangedurfd om te verklaren dat ik geen enkele voorwaarde wil verbinden aan een eventueel weerzien of om in de toekomst samen iets te ondernemen. Bij het afscheid zijn haar knuffels voor elke deelnemer even vrolijk en hartelijk. Mijn knuffel duurt iets langer en als ze merkt dat het huilen mij nader staat dan het lachen zegt ze: “Ce n’est qu’un au-revoir.”
Er knaagt iets diep in mij tijdens de terugreis. Was dit de aanzet tot een ‘amour inconditionel’ zoals ik mij die altijd heb ingebeeld? Enkele maanden later gruw ik wanneer ik een mail van haar krijg met een bijlage. In het onderwerp staat: ‘A ma très chère copine’ en in de tweetalige bijlage word ik hartelijk geïnviteerd op de receptie van haar huwelijk met Jean-François.