La Roche du Diable

2 jul 2020 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket

Strijdlust in de Vogezen – Verslag van een driedaagse op 30 en 31 augustus en 1 September 2013.

 

 

La Roche du diable

 

De trip naar ons geliefkoosde terrein heeft deze keer plaats binnen een andere context. Mijn neef Luc, die sinds jaren onze trouwe compagnon is kan deze keer de trip niet meemaken wegens constructieve werkzaamheden binnen de familie en dat verdient alle aandacht. Daarom zijn we genoodzaakt met ons twee de trip te maken op deze vrijdag 30 augustus. We vertrekken na het middageten wat voor ondergetekende lang is uitgelopen vanwege vertraagde voorbereiding , die voornamelijk het gevolg is van het moeilijk afkikken van de stress op het werk in Nederland. Dat heeft tot laat donderdagavond zijn invloed gehad. Ook het feit dat Astrid met haar vriend Jan een boterhammetje komt eten op deze zonnige vrijdag heeft de start vertraagd, maar dat is eerder positief na een dergelijke stressperiode. Ook onze trouwe begeleider is aan zijn huis in de Mussepi nog begaan met bezigheidstherapie want Fred is zijn garage aan het opruimen als ik arriveer, dus nemen we effectief de start omstreeks 14.00h. Dat moet ons in staat stellen om de deadline van 19.00h, die hotel LA GRANDE CASCADE in Le Tholy zichzelf gesteld heeft te halen. We rijden deze keer wel met mijn Renault Grand Scénic, die sinds enkele weken als zevende bedrijfsvoertuig ooit ter beschikking van ondergetekende is. Deze auto, voorzien met technische hoogstandjes voert ons voor de eerste keer naar het Vogezengebied.

We doen nog een stop aan een benzinestation tussen Metz en Nancy om daar de tank te laten vollopen op kosten van de zaak maar dat is slechts een kleine tegenprestatie van het bedrijf want deze keer zal de enige veteraan met dienst uitzonderlijk met een truitje vol reclame voor het geplaagde staalconcern figureren in het Vogezengebergte. Als onze boordcomputer aanwijst dat we tien minuten over tijd aan het hotel zullen arriveren bellen we de receptie van het familiehotel om dat te melden, maar in werkelijkheid was het overbodig want het hotel ligt we op het grondgebied van het dropje Tholy, maar nog een heel eind verwijderd van het centrum, waarop onze TOMTOM was ingesteld. Het hotel zelf is een bijzonder groot complex voor een familiehotel en het scoort ook geen goede punten op de vermaarde site “BOOKING DOT COM”, maar wij verblijven er uit nostalgische overwegingen want de dienstverlening is er voor ons prima inclusief een plichtsgetrouwe kok die de garage omstreeks 10 uur sluit en dat persoonlijk aan ondergetekende komt melden; tenslotte staat mijn dure KOGA erin en het is ook de eerste keer dat dit Hollandse technologisch fietshoogstandje wordt ingezet in een Vogezenrit. Aangekomen hebben we zelfs de keuze tussen een kamer aan de achterkant met uitzicht op het grote bos maar met een tweepersoonsbed of een kamer aan de straatkant met twee gescheiden bedden. We kiezen voor de straatkant want Le Tholy is in de zomer een rustig oord in tegenstelling tot de winter wanneer er skidrukte heerst. Uitzonderlijk hebben we dus een dag respijt vooraleer we de wedstrijd aanvangen en dus maken we een planning op; deze is snel gemaakt tijdens de het diner s’avonds, waarbij Fred een Belgisch  donkerbier drinkt en ikzelf een zogenaamde “pression” van 1664.  Maar vooraleer zaterdag in te stappen genieten we van de artisanaal bereide maaltijd, waarbij ikzelf een lokaal gevangen visje eet en Fred voor vlees kiest. Het menselijk vlees was hem die avond beter bevallen dan de hoofdschotel want een iets jongere dame dan de eigenares op leeftijd valt Fred in het oog en zij komt ook steeds vriendelijk bedienen. Wij speculeren beiden of de oudere maar slechts lichtgrijzende heer de echtgenoot is van de dikkere eigenares of hij met het jongere exemplaar in zee is. Wij vermoeden dat het ofwel om de dochter gaat ofwel een naast familielid want in het hotel hangen divers foto’s van generaties terug die de familie Pierre als eigenaar van het pand etaleert. In feite is de aandacht van mijn compagnon niet abnormaal want hij is nog steeds op zoek naar de juiste “match”; Fred heeft als scheidrechter en lijnrechter reeds decennia achter de rug en kent dus veel van matchen maar in de sector van de intermenselijke relatie heeft hij het juiste speelveld nog niet gevonden. De match die ikzelf zondag speel is gewoon kijken of grenzen op oudere leeftijd nog kunnen verlegd worden of niet.  Daarom hebben we zaterdagochtend ook een oefenrit voorzien. Het is zowel voor fiets als man een belangrijke test, want een echte col heb ik sinds twee jaar niet meer beklommen; erger nog de vorige keer was tijdens dezelfde wedstrijd op hetzelfde parcours in 2011;toen klokte ik op bijna 55-jarige leeftijd af op meer dan 4 uur en 31 en een halve minuut.

 

Het idee is om vanuit het hotel naar de top van de Col de la Schlucht te fietsen; maar het parcours valt een beetje tegen want eerst moet de top van de Col de la Bonne Fortune genomen worden en die ligt op 677 meter; daarna krijgen we een forse afdaling tot beneden in het dal waar we op de grote weg komen richting Gérardmer. Daar stap ik af want mijn fietscomputer heeft nog niet gewerkt tot hiertoe, maar blijkbaar heb ik mijn wiel lichtjes scheef in de vork geplaatst. Bij correctie blijkt dat de fietscomputer het wel doet en dus is het nog precies 10 kilometer tot aan het meer. Daar aangekomen beginnen we in feite aan de beklimming die officieel 17 kilometer lang is maar voor de kenners begint het echte klimwerk in Xonrupt-Longemer op een hoogte van 744 meter, daarna is het nog precies 9 kilometer tot aan de top, die op 1139 meter ligt.  Wegens mijn knieblessure, opgelopen in 2011 en behandeld in 2012 heb ik een aangepaste casette laten monteren op mijn KOGA, zodat ik desnoods een kleinere versnelling kan trappen. Dat probeert ondergetekende uit op de steile stukken van de “Schlucht” en de eerste drie kilometer lukt dat aardig, ik trap met name 39X30 en dat is circa 2,73 m. maar probeer daarna toch iets kleiner. Als ik de befaamde La Roche du Diable nader zie ik Fred boven op de rots zitten; het is in ieder geval een onvergetelijk beeld en het geeft mij ook de moed om de klim in gestrekt tempo verder te zetten want de conditie is blijkbaar beter dan twee jaar geleden. Ik trapte zelfs  13 per uur op de steilere stukken en dat is niet evident voor een veteraan van bijna 57. Na de befaamde rotsboog is het nog een kilometer steil en daarna neemt de stijgingsgraad af; ik trap dan opnieuw een grotere versnelling en rij boven tot aan de echte top (want morgen draaien we net voor de top rechts af), waar Fred mij opwacht. Nu volgt een ritueel wat morgen na de wedstrijd nog eens zal overgedaan worden, wat betekent dat ik op vijf minuten tijd terug onder de burgerbevolking mag verschijnen.

 

In overleg hebben we beslist een toeristische namiddag te organiseren en ons oog is gevallen op de vallei van de Kaysersberg. Vooraleer af te zakken naar de Kaysersberg zelf stoppen we aan het befaamde ‘Lac blanc’, gelegen op 1050 meter hoogte te midden van het mooie Vogezenmassief. Het functioneert als skioord tijdens de winter en tijdens de zomermaanden is het gewoon een toeristische trekpleister voor natuurliefhebbers want het is gelegen in het natuurreservaat ‘des Ballons des Vosges’. Het is ook te merken dat deze plek klasse uitstraalt want aangekomen zien we bijna alleen dure Duitse wagens, duidelijk bevolkt door Duitssprekende toeristen. Ook een bus met oudere personen van Duitse nationaliteit, die vermoedelijk de laatste wereldoorlog nog hebben meegemaakt is daar gestationeerd. Een Duits koppel met een peperdure sportwagen van het merk Mercedes valt op, vooral mevrouw met haar dure gewaagde merkkleding trekt de aandacht en zou borg kunnen staan voor een reclamespot voor het desbetreffende merk. De kwaliteit van de wagen is hierbij niet zo van belang maar wel de gepresenteerde carrosserie en design van de wagen, die helemaal in overeenstemming is met het vrouwelijke Duitse model. Over een paar jaar pas als de samenwerking tussen de huizen Renault en Daimler helemaal op dreef is zal deze wagen over alle mogelijke technische snufjes beschikken maar voorlopig is de ster belangrijker dan de inhoud. We nemen een paar foto’s omdat de omgeving zo onaangeroerd is maar merken tegelijkertijd op dat het energiebedrijf EDF een project klaar staan heeft, dat 50 ingenieurs behoeft om het water van het Lac Blanc naar het lager gelegen LAC NOIR te laten lopen, om zo verval en aldus elektriciteit op te wekken. We vervolgen onze weg naar de Kaysersberg zelf, uitgekozen tot één van de mooiste plekjes in Frankrijk, waar alle huizen origineel zijn (een GOOGLE-search is hier aangewezen).  Het is bovendien gelegen te midden van de befaamde ROUTE DU VIN, en het bestaan van dit kleine stadje, wat behoort tot het arrondissement Ribeauvillé gaat terug tot de Romeinse tijd. Wij genieten van de zon en het authentieke straatbeeld en maken van de gelegenheid gebruik om een pizza te eten en de tactiek voor de dag erna te bespreken.

 

We gaan ons omstreeks 16.30h inschrijven op het zogenaamde domein met toepasselijke naam “Domaine Skiable”, dat een hoger gelegen platform is nabij het meer. Daar staan rijen amateurs zoals wij aan te schuiven voor de bevestiging van hun inschrijving, die eerder elektronisch was gedaan. We ontvangen een roze zak met daarin een zwarte T-shirt en het enige echte stuk waarom het draait, met name het rugnummer en dat is dit keer twee nummers lager dan twee jaar geleden. Of dit een gunstig voorteken is moet nog blijken maar wat niet meer kapot kan is de sfeer want om dit te vieren gaan we een glas drinken in een brasserie gelegen in het centrum van Gérardmer. Daar zitten meestal duurder uitziende dames met hun partner iets te drinken, maar ook een zogenaamde MILF met haar moeder in wat slonzige kledij drinkt naast ons een halve liter chocomelk uit met een vuurtoren van slagroom erop. Wij zouden na zulk een festijn afhaken voor het avondeten en daarom drinken wij ook maar thee. We genieten van het avondeten in ons hotel en doen het omgekeerde van vrijdag; want Fred eet een lokale vissoort terwijl het slachtoffer van zondag vlees eet; tenslotte wordt het calorieverbruik s’anderendaags geschat op meer dan 4000. We sluiten af met een ijsje met fruit want de kaas laten we net zoals gisteren links liggen. Fred heeft het idee opgevat om een kleine investering te doen en zijn meegebrachte PC aan te zetten, wat ons toelaat om ook de afgelopen beursweek te overschouwen. Tot mijn verrassing ontdek ik nog dat een voorzitter van een beursgenoteerde holding, die ik samen met mijn vriend Paul de Herdt op 31 mei nog de hand gedrukt heb op 4 juli overleden is. Het is een toch een schok en stuur meteen een SMS naar mijn compagnon uit Reet. S’morgens volgt een ritueel dat geen enkele lezer zal verbazen want omstreeks 7.00h uit bed ga ik het ontbijt nuttigen vooraleer de gasten van het hotel dat doen, maar de eigenares komt omstreeks kwart na zeven toch al aanzetten; op dat ogenblik heb ik al twee kleine croissantjes en twee stukken brood met veel confituur naar binnen gewerkt heb, maar hier stopt het ook want een overladen maag is het ergste wat je kan overkomen bij de start.  Ik doe nu iets wat ik normaal vooraf doe en dat wil zeggen mijn beenharen nog wat bijscheren want anders is het moeilijk om de Kneipp-olie in te masseren en deze keer ga ik voluit want er ligt nu een dikke laag olie op, dit in het licht van een koude ochtend en een zware wedstrijd. Ook inzake uitrusting is dit een bijzondere dag want een collega niet-fietser heeft mij een unieke wielertrui van Tata Steel met ook de Duitse merknaam KALZIP erop geschonken. Deze trui met zwarte achtergrond en blauwe letters past perfect bij mijn zwarte broek. Ook doe ik voor de eerste keer mijn blauwe helm op, die ik twee jaar gelden na suggestie van Luc heb gekocht. Fred brengt mij naar een parking op zo’n vijf kilometer van het beruchte meer. De klok geeft nu 08.25h aan en ik vertrek rustig richting start , maar merk onmiddellijk dat het nog koud is. Gelukkig had ik de avond tevoren een dikkere shirt met mouwen erin kort geknipt, m.a.w. alleen mij borst was beslagen en de armen zijn nu helemaal bloot onder mijn wielertrui, wat mij instaat stelt om flexibeler te bewegen en toch de koude tegen te gaan. Als ik aanschuif bij het deelnemersvolk zie ik dat de meeste van mijn collega’s een regenvestje of een trui met lange mouwen aanhebben. Gelukkig heb een zogenaamde bandana onder mijn helm, zodat mijn kale hoofd toch beter beschermd is.  Parcourskennis ontbeer ik niet deze keer en ik maal rustig de eerste kilometers af om vervolgens de laatste negen kilometer van de beklimming aan te vatten. Zoals sinds gisteren in mijn hoofd geprent leg ik de ketting vooraan op het middenblad en achteraan op de kleinste naaf, ofwel in technische termen uitgedrukt een 39X30; ik zet mij onmiddellijk in het wiel van een jonge dame die blijkbaar een veel te grote versnelling rond draait en blijkbaar niet veel kleiner kan schakelen, maar na twee kilometer voel ik mij geroepen om haar voorbij te steken; want te weinig inzicht en gebrek aan ervaring doet haar reeds op deze eerste maar zware col van de dag naar adem snakken. Ik tracht tot aan de wereldberoemde rotsboog (we zijn precies vier kilometer stevig aan het klimmen) een tempo van minstens 12 per uur vol te houden, na de boog ga ik zelfs to 15 à 16 per uur omdat de col dan iets minder steil loopt, maar negen kilometer is lang en precies aan de bocht richting Le Markstein klokt mijn fietscomputer af op 52 minuten. Dat is iets beter dan voorzien in het theoretisch schema dat voorziet in een eindtijd van 4 uur en 20 minuten of 11 minuten beter dan twee jaar terug en dus zeer ambitieus. Fred heeft het schema in de volgwagen liggen en kan zo telefonisch de wedstrijd volgen, tenminste als er contact is met de veteraan op de fiets.  De eerste twee kilometer richting Le Markstein vallen toch zwaarder uit dan gedacht want ik moet nu kleiner schakelen wil ik mij niet forceren, het is nog redelijk koud, temeer daar we op circa 1200 meter hoogte fietsen nu. Maar er is geen terugweg, ik bijt nu door en waar het lichtere stuk begint zet ik mij noodgedwongen langs de kant voor een korte plas en dan voel ik pas aan den lijve dat het 1 September is. De vergezichten zijn idyllisch mooi in dit Bijbelse maanlandschap zoals Fred dat noemt, maar ik moet letterlijk en figuurlijk een tandje hoger schakelen wil ik de deadline halen. Ik draai de benen vlot rond en leg mij in de korte maar soms scherpe afdalingen plat op mijn fiets om zo weinig mogelijk energie te verbruiken en ook de koude wind op de borstkas te vermijden.  De snelheid varieert nu tussen 15 en 55 per uur in dit verschrikkelijk hellend landschap en renners moeten scherp blijven voor het veiligheidsaspect want in tegenstelling tot de eerste col is deze weg niet volledig afgesloten en ik kom zelfs twee toeristenbussen tegen.   We bevinden  ons nu op de Route des Crêtes en op dit  22 kilometer lange pad liggen in feite nog twee cols verscholen, met name de Col du Herreberg en de Col d’Hahnenbrunnen, die ik met souplesse probeer op te fietsen, maar dat kost wel krachten waarvoor ik wellicht elders een prijs betaal. Richting Le Markstein is er dus nauwelijks een vlakke strook te bespeuren en dat sloopt de weerstand. Inmiddels nader ik toch de volgende officiële top op het parcours want op circa 5 kilometer ervan probeer ik met het enige attribuut wat in mijn wielershirt zit naast twee verpakte koekjes van het merk Granny te bellen met Fred; hij neemt tegen zijn gewoonte in niet onmiddellijk op, ook niet op mijn eigen Blackberry, die in de auto gemonteerd staat maar 15 seconden later gaat mijn eenvoudig Nokia-mobieltje wel af. Ik vraag waar hij vertoeft maar blijkbaar geeft de boordcomputer van de Renault nog 32 minuten aan vooraleer le Markstein te bereiken. We spreken noodgedwongen af dat Fred mij opwacht tijdens de beklimming van de Col du Bramont. Maar ik nader nu in het spoor van een groepje de top van de tweede officiële col van de dag. Plots merk ik het bord met “ravitaillement 1 KM” wat een mens moed geeft want de top is dan vlakbij en inderdaad de bussen met of zonder Duitse toeristen zie ik in de verte op de grote parking van Le Markstein staan. Ik let dan ook op voor het te drukke verkeer en zie op mijn elektronisch bord dat ik 1 uur en 47 minuten op mijn fiets zit of 5 minuten sneller dan twee jaar terug.  Boven draaien we rechts af om de afdaling te nemen richting Kruth en Wildenstein, maar rechts boven staat de wagen met proviand en ik besluit snel af te stappen, een klein stukje banaan en appelsien te nemen en nog een stukje brood en opnieuw op de fiets te springen, tenslotte heb ik nog een extra koekje in de achterzak. Naarmate ik vorder op het licht dalende stuk begint de zon lichtjes maar sterker te branden op mijn getergde ledematen. Als de echte veel steilere afdaling van 13 kilometer lang eindelijk begint neemt ook mijn vederlichte KOGA-fiets vaart, want voor de eerste keer vandaag ligt de ketting op het 52-blad vooraan. Met mijn 82 kg aan gewicht loopt de snelheid stilaan maar zeker op, maar plots zie ik, een verdwaasde collega langs de weg staan met een brandweerauto aan de overkant. Ik kan mij inbeelden wat er is voorgevallen maar rij met nog meer aandacht en scherpte verder.  Dit is zeker één van de meest veilige afdalingen van het gebied omdat de baan er goed bij ligt en meestal een goed uitzicht biedt op de vervolgweg naar beneden, maar nog twee kilometer verder zie ik zowel een brandweerwagen als ambulances staan en is men blijkbaar een renner in geelrode shirt  aan het reanimeren, gewikkeld in een alu-folie. Ik heb niet echt de tijd om na te denken maar probeer niet echt meer bij te trappen en de fiets zijn werk te laten doen, om de snelheid niet artificieel op te drijven. Maar toch rij ik constant boven het niveau van 60 per uur; wanneer het steilste stuk van de afdaling eraan komt duikt mijn snelheidsmeter richting 70; de adrenaline giert nu door mijn vermoeide lichaam en dat is niet verwonderlijk want het gaat duizelingwekkend hard zodanig zelfs dat ik nog wordt voorbij gereden tegen deze reeds waanzinnige snelheid. Ik durf uit angst niet meer naar mijn klokje kijken; achteraf zou blijken dat mijn fietscomputer 69,2 registreerde als hoogste snelheid. Ik concentreer mij nu op de fiets en we stevenen opnieuw af op een grote haarspeldbocht, waarbij de kamikaze piloten voor mij massaal in de remmen gaan; gelukkig had ondergetekende zijn voorzorgen genomen op veilige afstand want dit is gewoon waanzin.  Ook komt een extra brandweerwagen ons weer tegemoet; een fransman zou mij later aanspreken met de boodschap dat er zich twee zware valpartijen hebben voorgedaan. Als ik de verte het einde van de afdaling zie ga ik meteen in de remmen want er heerst in het dal duidelijk paniek na de incidentrijke afdalingen want politie en seingevers houden alle vervoer tegen als wij beneden rechts richting Wildenstein opdraaien. De lezers van deze vervolgserie weten wat Wildenstein voor ons betekent en vooral het is de start van een kilometerslange klim richting top van de Col du Bramont; in feite mijn lievelingsklim omdat het zo egaal klimt in een schitterend haarspeldbochtendecor. De zon schijnt nu eindelijk op onze benen en dat inspireert; ik kijk ook voortdurend op mijn fietsklok om te kijken welke gemiddelde snelheid ik haal, respectievelijk wanneer ik naar schatting zal arriveren.  Ik bel nog even met Fred om te kijken waar hij is en ja hoor hij heeft zich gepositioneerd op de col zelf.  Ik zie dat enkele collega’s door hun krachten heen zitten en rij ze dan ook voorbij; zelf heb ik meer last van mijn rug dan van de benen, die helemaal niet kapot zijn; dat stelt mij ook in staat op een tempo van circa 11 per uur deze klim af te werken. De zon geeft een beter gevoel tussen de rotsen en het groen en ik probeer een hoge trapfrequentie aan te houden om het tempo niet te laten zakken en inderdaad in een haarspeldbocht kom ik voor de eerste keer vandaag mijn begeleider tegen. Hij zag dat  het goed was en hij stoomt door naar de top; waarbij ik hem vraag de massage-olie klaar te houden want mijn oude spieren, vooral diegene van mijn rechterbeen, waarmee ik veel kracht zet staan enorm onder spanning en zijn aan verfrissing toe; als ik kilometerpaal 18 zie met het bordje 950 meter versnel ik nog even om de top te nemen en ja 50 meter verder staat Fred klaar met de achterklep van de auto helemaal open; de drinkbus is snel bijgevuld en het rechterbeen op 15 seconden gemasseerd. De kaap van de 60 kilometer is nu genomen en ik daal nu af richting La Bresse tegen een razend tempo want de col is langs de voorzijde nog steiler en dat voel je omdat de fiets dan sneller vaart neemt. Zoals steeds heeft de organisatie een professioneel instituut ingehuurd om foto’s te nemen langs het parcours. Een fotograaf kan in een haarspeldbocht nog net zijn camera op ondergetekende richten om hopelijk een mooie actiefoto te schieten.

Beneden in het dal voel ik goed dat de zon nu echt warmte brengt en dat doet goed maar de vermoeidheid is ook toegeslagen en het is de kunst de tweede adem te vinden in dit hele lange oplopende stuk richting Col des Feignes; ook merk ik dat vele collega’s veteranen nu stilaan het loodje leggen ; achteraf zou ook blijken dat er veel opgevers waren. Fred komt nu naast mij rijden met een rare en tegelijk angstaanjagende mededeling, met name dat hij zijn portefeuille niet meer kan vinden; ik kan dat moeilijk geloven en stap kort even af om te kijken in de auto maar hecht geen geloof aan een diefstal. En het blijkt spoedig want mijn Renault heeft een zogenaamde ‘hidden kastje’ in de middenstrook en daar zat zijn portefeuille in. Dat geeft mij echt inspiratie en rij met een tweede adem naar de top toe, zodat er reeds vier cols opzitten. Er volgt nu een lichtlopende afdaling richting Lac de Lispach, een werkelijk idyllisch kader waar de organisatie deze keer ook een fotograaf heeft opgesteld. Voor de rest zie ik niemand meer behalve dan enkele verliefde koppeltjes die langs de over van het meer wandelen; waar een oase van rust heerst. Voor de afdaling echt ten einde is nemen de renners, een smalle weg naar boven richting Col de Grosse Pierre. Op dit steile stuk ben ik twee jaar geleden echt kapot gegaan en wegens knieproblemen en ook vermoeidheid is mijn collega Luc er toen vandoor gegaan met als gevolg 5 minuten achterstand op mijn medemaat aan de aankomst. Deze keer rij ik op mijn allerkleinste versnelling; om zo mijn linkerknie te sparen op deze veel te steile en gevaarlijke beklimming, waarvan het stijgingspercentage zeker boven een niveau van 12% uitkomt. Het is nu echt zoek naar de derde adem want de snelheid is er nu helemaal uit en ik maak me zorgen over de vooraf bepaalde tijdslimiet want de klok wijst richting 13.00h en dat betekent vier uur wedstrijd maar na wat gekreun op de trappers zie ik de signaalgevers staan, die mij richting laatste col sturen, die ik maar al te graag opdraai.

Wat twee jaar geleden nog een calvarietocht was is nu een motivatie om zo spoedig mogelijk te finishen ofschoon ik nu echt kapot zit.  Het is een ongelijke strijd tegen de tijd maar ik geef alles wat nog in mijn vege lijf zit om zo snel als mogelijk de top van de Col du Grosse Pierre te bereiken; zijnde de laatste col van de dag. Ik trap nu stevig door richting Gérardmer en geniet van het panorama in de hoop nu snel verlost te worden van mijn pijnlijke rug. De laatste vijfhonderd meter voelen aan als een triomftocht want het is nog geen 20 na één op mijn klok en zie Fred in de verte staan. Hij heeft zich in de laatste bocht gepositioneerd en duwt mij symbolisch nog eens af in de wetenschap dat de streep nu slechts 100 meter af ligt. Ik schud nog een laatste versnelling uit de benen en rij over de aankomstlijn waar een dame de renners opwacht om het nummerplaatje met een tang van de fiets te knippen, want blijkbaar doet dit dienst als elektronische  tijdsopname. Fred komt nu enthousiast op mij toegelopen en begrijpt meer dan ikzelf dat deze prestatie zoet zal smaken voor deze veteraan, terwijl ik probeer te recupereren van de meer dan vier uur durende inspanning die al mijn ledematen heeft getergd. Mijn begeleider neemt nog enkele foto’s van een blije maar vermoeide coureur, die er voor het eerst ooit in geslaagd is een wedstrijd zonder kleerscheuren uit te rijden. Achteraf blijkt dat deze inmiddels twee jaar oudere man liefst 14 minuten sneller is afgeklokt dan in 2011 en met een tijd van 4 uur en 17 minuten binnen het doel gebleven is; zonder kleine stop en samen met vriend en krachtpatser Luc had dit wellicht nog sneller gekund. Ter staving kan aangevoerd worden dat een medemens, geboren in 1940 amper 5 minuten later finishte dan ondergetekende, wat deze gedachte nog meer staaft.

Maar de opluchting na de knieperikelen en de onzekerheid over de conditie is nu helemaal weg. We gaan onze fiets nu in de Renault stoppen, mijzelf wat aankleden en dan aanschuiven voor een sportmaaltijd in het hoger gelegen cafétaria. Maar daar is de organisatie omgekeerd evenredig met die van de koers zelf want het duurt drie kwartier vooraleer we een bord spaghetti kunnen claimen en erger nog het voorgerecht ontbreekt; het blijkt dat de zaal niet eens vol zit maar gewoon de traiteur of de koks de hongerige renners niet kunnen volgen; ik eet dan maar twee keer een bord spaghetti en blijf met Fred nog wat nakeuvelen. Daarna rijden we rustig richting thuisland want het is goed geweest; ons beider moreel peil is goed en we keren zeker terug naar dit heiligdom van de fiets waar Merckx ooit zijn eerste bergrit in de Tour won op de legendarische Ballon d’Alsace. Volgend jaar trotseren we vermoedelijk de befaamde en gevreesde “La Vosgienne”, hopelijk met drie medemensen aan boord van de Renault.    

 

 

Eddy Lambrechts

Lier, 5 September 2013

COPYRIGHT GCV LAMBRECHTS

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

2 jul 2020 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket