Tot je hand rood opzwelt van het vasthouden van de zoveelste pen
je vingers zoemen, slapen van het typen
je hersenen bonzend van het denken
je hart gelukkig lichter dan tevoren
blijf je schrijven, dimensies scheppen, levensbeginsels ontvouwen en vouwen en vouwen
blijf ik lezen hoe je geschreven verdriet mijn troost mag zijn
spreek ik spontaan met je rijke woorden, scherpe taal
doet je inzicht mijn overtuigingen smelten, vervormen, heropbouwen
Daar, met slechts witte pagina’s en woorden
spiegel jij van mij wat ik nooit eerder zag
graait je hand naar wat er in mij vanbinnen
Ontsteekt
Ontvlamt
Slaapt
Laat mij lezen,
laat mij in een oneindigheid van verhalen geboren worden
En weer sterven
laat mij nobel afscheid nemen
laat me krijsen
toon me de hemel, de hel
of overtuig me ervan dat die twee niet bestaan
Laat mij lezen,
laat mij leven