Lambiorix. Onze drank. Ons plezier. Onze zotte dagen vol met ongeremd genot.
Hannelore en die geest van mijzelf, Roeland Wittebolle, zij houden van mekaar gelijk de mist van dampend vocht.
Mijn tong ontdekte op die dag in mei haar mond. Nek. Borsten. Dertig tellen kon haar pure vrucht niet wachten op die eerste kus.
Ik ken die lach van dat poesje. Zij is mijn eerlijke zonde, een troost en balsem voor mijn ziel.
Zij heeft een lichaam dat zich grenzeloos en heerlijk diep ontdekken laat.
Zelfs de zwarte vogels kraaien niet wanneer wij elke vorm van dood verjagen, liefde zich zo eindeloos mag voelen als een onbeschaamd heelal.
uit de reeks 'Roeland Wittebolle'