Als ik binnenkom in je favoriete koffiebar merk je me niet op. Je zit te schrijven. Het koordje van je blauwe armband danst op en neer, ritmisch mee met de beweging van je hand.
Ik vraag me af wat je neerpent. Gaat het over mij? Ik neem een grote slok koffie, lepel langzaam wat melkschuim. Zonder suiker. Ik wil proeven hoe ik me voelen. Bitterdroef.
Ik wil bij je komen zitten en je hand nemen. Je vingers strelen, langzaam. Net als toen. Zou je het toelaten?
Kon ik maar en had ik maar. Spijt verteert me. Ik at al dagen niet. Het huis voelt leeg. Het bed is half beslapen, het laken rimpelvrij. Ik kook teveel, zit eenzaam in de sofa. Niemand moppert om de vuile vaat. De kat miauwt vertwijfeld.
Hoe lang nog? Wat daarna? Mijn leven staat in wacht. Ik staar verweesd naar mijn kop. De koffie is lichtbruin geworden. Koud en smakeloos.
Als ik opkijk, ben je weg.