‘Heb je leuke buren?’
Als ik zeg dat ik naast een begraafplaats
woon, kijken mensen me verbaasd aan.
‘Wat naargeestig!’
Hun reactie vind ik geestig.
Omdat de doden in mijn leven
nog nooit zo springlevend
zijn geweest.
‘De dode wonen daar niet echt,’
wijs ik naar de zwarte graven.
‘Oh, nee! En waar dan wel?’
Ze wonen overal en nergens.
Ze zitten op de bank tussen ons in.
Ze zitten aan onze tafel en eten mee.
Ze zitten op ons bed en waken.
Ze zitten in onze herinneringen.
De doden worden niet herboren
met een steen in hun maag.