Volgens de deskundige: de (heel) korte of (heel) lange periode tussen geboren worden en sterven. Levende wezens kenmerken zich vooral door de stofwisseling (het ademhalen en opnemen van voedsel); hun zintuigen en het reageren op prikkels; het zich voortplanten en doorgeven van erfelijke eigenschappen aan nakomelingen door middel van DNA, en als apotheose het doodgaan.
Volgens de genotszoeker: vrijen, zich laten masseren, een siësta houden, bungeejumpen, kokkerellen, wijnproeven, Twister spelen.
Volgens het kind: zure beertjes en smurfenkoekjes oppeuzelen tot je een Winnie de Poeh-buikje krijgt; een Disney-tekenfilmmarathon houden; luisteren naar mama of papa die sprookjes vertelt; een Moederdag- of Vaderdagcadeautje knutselen; met vriendjes ravotten in de speeltuin of kamperen in de tuin; slapen.
Volgens de onomatopee: kukeleku, koekoek, oehoe, tik tak, klap klap klap, ding dong, sst, brr, mjam, smak, mwah, oef.
Volgens de gevangene: op enkele vierkante meters dromen van alle blauwtinten van het zeewater; discipline en eentonige regels slikken; berouw tonen na een vechtpartij; het gemis van het dagelijks joggen, van de vlinder op de schouder en de chili con carne met Coronabier; eenzaamheid verduren; het sprankeltje hoop dat smeult door het gesprek met de cipier, de tekeningen en brieven van zoon- en dochterlief; het volgen van een toneel-workshop, een schildercursus of mediteren.