Levensles

31 okt. 2014 · 0 keer gelezen · 1 keer geliket

Wanneer we de overdekte parking van de bioscoop inrijden, komt de klank van brullende motoren en gierende banden ons tegemoet. Eerst denken we dat het bij de nieuwe totaalbeleving van het etablissement hoort, maar dan blijkt de bron toch een kluit door testosteron aangedreven kleine autootjes te zijn. Puisterige jongeren staan er verveeld bij te kijken.

Voor de film die we willen zien, Gone Girl, blijken we ruim te laat. Ook genieten moet je plannen, met de magie van de film alleen kom je er niet. De inkomhal is leeg, vuil en triestig, en we keren op onze stappen terug. Net voor we de auto weer starten, verschijnt een troep doedelzakspelers op het toneel. Ritme. Stappen, draaien en keren. Ze oefenen hun parade. De jeugd kijkt de andere kant op, en duwt het gaspedaal in.

We zijn het gewoon. Voor elk optreden dat echt telt, oefenen we. En voor de andere ook. We proberen, trainen, volgen lessen, vragen feedback. Falen, en proberen opnieuw. Slagen, en herhalen ons kunstje tot het plots niet meer werkt. Dat ons succes duurzaam zal zijn, weten we nooit, en al zeker niet in de liefde, dat belangrijke detail van het leven. Ook de film die we vanavond niet gaan zien vertelt zo'n verhaal.

Elke emotie, elke gebeurtenis, elke handeling is een terugblik op de vorige en een oefening voor de volgende. De liefde die een leven duurt, noemen we het mooiste wat ons kan overkomen, maar het is een trieste paradox die tegelijk vrolijk maakt: net omdat we de liefde met zo veel passie oefenen en beoefenen, is ze nooit volmaakt. Het kan altijd beter, tenzij je een pessimist bent, dan is het beste altijd al voorbij.

Twee gebeurtenissen ontsnappen aan de wetmatigheid van oefening en herhaling. Geboren worden en sterven zijn nog belangrijker dan de liefde.

De manier waarop de doedelzakspelers door de parking marcheren doet me denken aan mijn kindertijd. Ik was een trots lid van het plaatselijke harmonieorkest, en zoals dat hoort namen ook wij regelmatig deel aan optochten. Tussen de café's door speelden we marsmuziek, of ons groot succesnummer 'when the saints go marchin' in'. Alleen bij de oorlogsherdenking op 11 november speelden we treurmarsen, en tergend langzaam schreden we dan naar het kerkhof. Het was altijd ijskoud, de wind onverminderd scherp en de opkomst laag. Zelfs de meest ervaren drinkers hadden op zo'n dag eerst een oxo-soepje nodig voor ze aan het bier begonnen.

Het echte werk gebeurde op woensdagavond. Dan repeteerden we voor het jaarlijkse grote optreden in de parochiezaal, met een repertoire van klassieke harmoniemuziek en softe latin jazz. Het is in de week voor zo'n concert dat ik toch probeer een repetitie in te lassen voor het onoefenbare.

Ik val hard met mijn hoofd op de ijslaag die de speelplaats bedekt. De kou maakt zich meester van mijn botten, en ik voel me zo slecht dat ik recht meen te hebben op een time-out. En zie, mijn wens wordt verhoord. Een weldadigheid die ik niet ken, neemt het over. Het is warmte zonder vuur, licht zonder bron. Er is een tunnel en ik ga op weg. Er wacht familie op me, aan het eind, en ook al ken ik ze niet, ze staan daar om me te zeggen dat het te vroeg is. Maar dat alles goed zal komen, dat ik me geen zorgen hoef te maken. En met een glimlach vol medeleven sturen ze me terug.

Wanneer ik mijn ogen terug open, staat er een grote groep leraars en leerlingen zorgelijk om me heen. Ze helpen me overeind, ik ga even naar de ziekenboeg, maar er schijnt niks mis met me te zijn. Van wat ik heb meegemaakt kan ik niets vertellen, ik heb er geen woorden voor en ze zouden me toch niet geloven. Dit moet mijn geheim zijn en blijven. Ook aan de dokter, later die avond, vertel ik het niet. Er zitten wat hints in de vage antwoorden die ik geef op zijn vragen, maar in de jaren '70 zijn bijna dood ervaringen nog niet zo gemeenzaan bekend.

De dokter schrijft me een paar dagen rust voor. En een versterkend vitaminepreparaat. Voor mijn ziel heeft hij niets in petto. Die gaat gewoon verder met oefenen, proberen en falen.

Wanneer we de auto starten, zingt Alison Moyet Don't go. Die wakende familieleden van me houden wel van een grapje. Leven doe je voor de dood, zeiden ze. Over daarna zeiden ze niets. Ik zet de auto in sportmodus, grijns, en ben klaar om iedereen in de parking te overstemmen.

Dirk Van Boxem

Meer op www.bijgekleurd.wordpress.com

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

31 okt. 2014 · 0 keer gelezen · 1 keer geliket