Het licht schuifelt door de hoofdstraat.
Er is de bewaakte stad onder een donker dak.
Niet elke voetganger haalt de armen en twijfels van de rug,
zal hij haar schilderen? Daar gaat het deinend over.
Onder de wol vandaan, wandelt de slaap.
Hij telt de treden en geeuwt dan breed.
Het licht handelt hier naar de verf, de schilder schaduwt.
Er staat een bed dat nooit door haar verlaten werd.