op een stoel in een stoffige kamer
luisterend naar slingerende noten
openstaande ramen waardoor de warme lucht
de man draagt een puntbaard en een bril
er komt muziek uit de buffetkast
uit de mystieke vrouw komen liederen
horen zij samen hun gedachten
te ordenen? met hun stemmen de wind?
horen zij door gangen te lopen in gewaden
de trap naar de zoveelste nacht?
op een bed in een met dekens verwarmd huis
naar de huid van een handkus
een mond, een tong, een gave naar binnen
de vogels horen de slingerende vingers
ze vinden door openstaande ramen de wind