Liefde overwint alles behalve de tijd.

28 okt 2013 · 34 keer gelezen · 0 keer geliket

Hij was geen onbeschreven blad. Dat wist ze. In zijn bijna halve eeuw durende leven had hij een en ander meegemaakt, kinderen gemaakt. Brokken gemaakt. Op een van hun avondlijke en nachtelijke tochten langs de knijpen van de stad had hij in een bezopen bui verteld: “Liefde overwint alles, behalve de tijd. Je laatste liefde zal naast je sterfbed zitten, je hand vasthouden en om je treuren. Want die liefde zal niet voldoende tijd gehad hebben om uit te hollen, te kwetsen, te verwateren, kapot te gaan aan een onvermijdelijke vernietiging, waar geen van beide leden schuld zullen aan hebben. Het bedekken van ongenoegens met mantels der liefde zal op den duur dusdanig zwaar wegen dat ze verstikken. En dan heb je de keuze, je gooit de mantels van je af, met alle gevolgen vandien. Of je bent een volhouder en draagt het kruis, zoals elke religie voorschrijft: Lijdend. Want lijden moet, lijden werkt louterend schijnt het. Liefde is geen religie, koosnaam.”

Want zo noemde hij haar, "koosnaam". Schatje, bolletje en scheetje zijn dagelijkse nietszeggendheden bij het vragen om de boter even door te geven was hij van mening.
Ze bekeek hem. “Je bent bezopen,” was ze in een lach geschoten.
Hij vond haar poging om om zijn zwartgallige gedachten te doorbreken lief. Want dat was haar opmerking en lach. Zo goed meende hij haar al wel te kennen.
“Als er al iemand naast je sterfbed zit,” ging hij onverstoorbaar verder “en niet jijzelf de hand van je laatste liefde zal vastgehouden hebben. Misschien haalt de tijd je in alvorens ook jij je op dat sterfbed vleit om de laatste liefde te vinden.”
“Dus jij gelooft niet dat mensen van elkaar een leven lang kunnen houden?” vroeg ze.
“Tuurlijk kunnen mensen een leven lang van elkaar houden!” had hij uitgeroepen. Ze schrok van zijn heftigheid.
“Moeders, vaders, kinderen die kunnen een leven lang van elkaar houden. En zelfs dat niet altijd. Maar twee mensen zonder verstikkende jassen die de liefde een leven lang volhouden zijn zeldzaam. Daarom bestaan er uitzonderingen, zij bevestigen de regel. Een regel die ik in ieder geval niet bevestigde.”
Er openbaarde zich een Tom die ze bij voorgaande kroegentochten nog niet gezien had. Een warse baldadigheid.
“En nu kunt ge allemaal mijn kloten kussen!” zei hij op luide toon opdat iedereen het horen kon, nam een sigaret tussen de lippen en joeg er de brand in. Uitdagend keek hij rond om te zien wie de moed zou hebben hem terecht te wijzen.
Niemand ging in op zijn uitdaging.
Zij zei niets. Staarde naar haar glas. Wierp nu en dan een blik op hem.
“Wat denk jij, koosnaam” vroeg hij.
“Dat ik antwoord geef wanneer ik dat wens. En noem me nu even niet “Koosnaam.”
Hij bekeek haar. Geschrokken. Ook zij openbaarde hem onbekende kanten.
“Een oester ben je, soms ga je een beetje open en meen ik een parel te ontwaren daarbinnen. Dan klap je plots dicht en nijp je een stukje huid van de topjes van mijn vingers tussen die schelp van je. Hoe ik ook zwaai met mijn hand, ik krijg je niet los. Maar je klapt niet eventjes een miliseconde open om los te laten. Waarom niet?”
“Dat ik antwoord geef wanneer ik dat wens.” zei ze nogmaals.”We drinken nog iets, je houdt je mond nu, wandelt mij naar huis. Genoeg gepraat.”
Hij zweeg. Maar dacht nukkig: “En oesters zijn ook een afrodisiacum!”

Tom

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

28 okt 2013 · 34 keer gelezen · 0 keer geliket