Ik wil een lange, diepe winter
een tuin vol stille vogels
een hazelaar.
Een scherpe lucht om onder te wachten
in een steeds meer vervagend rood kleed.
Een dat op mijn huid gaat lijken
die er nat en koud onder leeft.
En takken tot op mijn rug.
Kijk dan hoe ik streel
mijn hals droogwrijf. Wurg.
Je naroep met mijn stukgekuste mond.