Lucy steeg langzaam op. Ze bewoog haar armen op en neer. Zonder enige moeite vloog ze hoger en hoger en hoger door de helderblauwe lucht. Ze zwaaide naar voorbijvliegend vogels. Die flapperden vrolijk terug. Ze stak haar arm boven zicht uit en bijna kon ze de wolken aanraken. Ze flapperde met haar armen en strekte haar vingertoppen zo hoog mogelijk. Nu voelde ze de zachtheid van de wolk. Het was alsof ze haar hand door een dikke laag schuim stak. Lucy was benieuwd hoe wolken eigenlijk smaakten. Ze nam een grote hap uit de wolk. Het smaakte helemaal niet naar suikerspin met vanillesmaak, zoals ze had gedacht. En ook niet naar marshmallows of naar vanillemilkshake. Het smaakte naar aardbeientaart met een grote toef slagroom. Ze likte het wolkenschuim van haar mond. Mmm, dit smaakte naar meer. Ze vroeg zich af of alle wolken hetzelfde smaakten. Ze vloog naar een andere en nam een hap. Die smaakte naar chocomousse. Ze proefde van de wolk daarnaast. Mmm, frietjes met stoofvleessaus. Ze proefde bijna van alle wolken die rond haar zweefden. Ze had zoveel gegeten dat haar buik precies een voetbal was. Doordat ze zo zwaar was geworden, daalde ze naar beneden. Alsmaar sneller en sneller zakte ze, totdat ze met een zachte plof op haar bed viel. Ze opende haar ogen en staarde enkele seconden naar het plafond. Opeens kreeg ze een geweldig idee. Ze sprong uit bed, kleedde zich aan en rende de trap af. In de keuken zaten mama en papa al aan de ontbijttafel.
"Goedemorgen", zeiden ze in koor.
"Morgen", zei Lucy.
"Lekker geslapen?" vroeg mama.
"Fantastisch", antwoordde Lucy. Ze nam een boterham, besmeerde die met choco en propte ze in één keer in haar mond.
"Niet zo gulzig, Lucy", zei papa. "Straks verslik je je nog."
Lucy knikte, maar propte haar tweede boterham net zo snel in haar mond als de eerste.
"Waarom ben jij zo gehaast?" vroeg mama verbaasd?
"Ik heb nog veel werk", zei Lucy met haar mond vol boterham.
"Eet je mond eerst leeg", zei papa. "Het is zaterdag. Je hebt vandaag tijd genoeg om je huiswerk te maken. Het is niet nodig om je ontbijt zo naar binnen te schrokken."
Lucy slikte de laatste brok boterham met choco door en zei: "Het is geen huiswerk." Ze stond op. "Ik ben in het tuinhuis en wil niet gestoord worden." Ze liep naar buiten.
Papa keek mama met een vragend blik aan. "Weet jij wat ze gaat doen?"
Mama haalde haar schouders op. "Geen idee. Het zal wel weer één of ander gek project van haar zijn. Laat haar maar doen."
De hele voormiddag en een groot stuk van de namiddag was Lucy bezig met meten, knippen, scheuren en plakken. Toen ze eindelijk klaar was, stormde ze de keuken binnen en riep: "Mama, papa, het is gelukt."
"Wat is er gelukt, liefje?" vroeg mama.
"Mijn vleugels", zei Lucy enthousiast.
"Vleugels?" vroeg mama niet-begrijpend.
Trots haalde Lucy van achter haar rug het paar zelfgemaakte vleugels waar ze de hele dag hard aan had gewerkt.
"Ze zijn prachtig", zei papa. "Zijn ze voor een toneelstuk?"
Lucy schudde haar hoofd.
"Wat ga je er dan mee doen?" vroeg mama.
"Vliegen, natuurlijk", zei Lucy.
"En waar naartoe? De woonkamer? De tuin?" vroeg papa.
Lucy schudde haar hoofd. "Helemaal tot aan de wolken", zei ze.
Mama en papa keken elkaar aan.
"Kom eens hier, meisje", zei papa. Lucy liep naar hem toe en zette zich op zijn knie. "Mensen zijn niet echt gemaakt om te vliegen."
"Ook niet als ze vleugels dragen?" vroeg Lucy.
"Ook niet als ze vleugels dragen", zei papa en hij streelde haar zachtjes door haar okkernootbruine haren.
"Kan ik dan nooit tussen de wolken vliegen?" vroeg Lucy. "En ze opeten?" Ze keek haar vader aan met haar grote, donkere, triestige bambi-ogen.
"Waarom zou je de wolken willen opeten?" vroeg mama verbaasd.
"Omdat wolken heel lekker zijn. Vannacht smaakte er eentje naar aardbeientaart met slagroom. En een andere smaakte naar chocomousse en nog een andere smaakte naar frietjes met stoofvlees."
Mama en papa lachten.
"Weet je, Lucy," zei mama, "je kan zoveel vliegen en wolken opeten als je wil."
Lucy keek opeens een heel stuk vrolijker. "Hoe dan?" vroeg ze.
"Iedere nacht kan jij zo hoog en zo ver vliegen als je zelf wil. Je kan proeven van iedere wolk die je tegenkomt. En als je te moe bent om zelf te vliegen, leg je je gewoon op een wolk. Dan kun je je laten meedrijven op de wind", zei papa.
"Echt waar?" vroeg Lucy.
"Echt", zei mama en ze glimlachte. "In jouw dromen kan je alles doen wat je maar wilt."
Die avond ging Lucy zonder morren naar bed.
"Slaapwel, meisje", zei papa.
"Droom zacht, liefje", zei mama.
Lucy sloot haar ogen en glimlachte. Ze steeg op, spreidde haar armen en vloog door het dak, steeds hoger en hoger.